P3: Singaporetest + examenwoorden klas 4

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

Leesvaardigheid Klas 4

Woordenschat

De Singapore test

De singapore test

Hoeveel taalkennis heb je nodig om een tekst te snappen?

De singapore test

Hoeveel taalkennis heb je nodig om een tekst te snappen?

Weet je wat er gebeurt als je woorden niet snapt? Dan haak je af. Ook jij. Zeker als het te vaak gebeurt. Zo is het voor iedereen en bij mensen met een kleinere woordenschat komt dit vaker voor.

De singapore test

Hoeveel taalkennis heb je nodig om een tekst te snappen?

Weet je wat er gebeurt als je woorden niet snapt? Dan haak je af. Ook jij. Zeker als het te vaak gebeurt. Zo is het voor iedereen en bij mensen met een kleinere woordenschat komt dit vaker voor.

Weet jij hoeveel procent van een taal je moet kennen om de tekst te kunnen snappen? 60% 70% 80% 90% 100%?

De singapore test

Hoeveel taalkennis heb je nodig om een tekst te snappen?

Weet je wat er gebeurt als je woorden niet snapt? Dan haak je af. Ook jij. Zeker als het te vaak gebeurt. Zo is het voor iedereen en bij mensen met een kleinere woordenschat komt dit vaker voor.

Weet jij hoeveel procent van een taal je moet kennen om de tekst te kunnen snappen?
60% 70% 80% 90% 100%?

Ik ga het je laten zien met de Singapore test. 

Kijk goed wanneer je de tekst begrijpt.

Leesvaardigheid

Heb je al gezien hoeveel taal je nodig hebt om een tekst te snappen?

We moeten 90% van de woorden weten om de tekst te begrijpen

90% taal is noodzakelijk. En dat is veel.

Leesvaardigheid

Hoe meer woordenkennis je hebt, hoe beter je bent voorbereid op toetsen. 

Dit geldt voor alle vakken. Ook exacte vakken en andere talen.

Dit is de reden dat je bij elk (school)examen een woordenboek mag gebruiken.

Maar, een woordenboek koppelt niet per se kennis of inzicht aan woorden. 

Een stelling is een uitspraak

1. waar je het eens of oneens mee kunt zijn.
2. die de schrijver heeft over een onderwerp.

Een standpunt geeft aan

1. of de stelling klopt.
2. of je het eens of oneens bent met de stelling.

Een argument is een uitspraak die

1. een reden geeft voor een stelling.
2. een reden geeft voor een standpunt.
3. tegen de stelling is.
4. de schrijver doet over het onderwerp.

Een tegenargument is

1. een uitspraak voor de stelling.
2. is een uitspraak tegen de stelling.

Met een weerlegging toon je aan dat

1. een mening of argument klopt.
2. een mening of argument niet klopt.

(1) Vuurwerk moet in heel Nederland verboden worden. (2) Vuurwerk is gevaarlijk voor mensen en dieren in de omgeving. (3) Daarnaast is het slecht voor het milieu. (4) Er wordt wel gezegd dat het afsteken van vuurwerk een feestelijke traditie is, die belangrijk is voor veel Nederlanders. (5) Uit onderzoek blijkt echter 75% van de Nederlanders voor een vuurwerkverbod te zijn.

stelling

argument

tegenargument

weerlegging

zin 1

zin 2

zin 3

zin 4

zin 5

Als een schrijver iets wil benadrukken, dan wil hij

1. zijn mening onderbouwen.
2. een uitleg geven.
3. een argument geven.
4. extra aandacht geven aan iets.

SE1 -Nederlands - kennen & kunnen

EXAMENWOORDEN (twee kanten op leren):

* Je kent de betekenis van de examenwoorden.

* Je kunt het juiste examenwoord noemen bij een omschrijving.

* Je kunt een synoniem geven van een examenwoord.

* Je kunt de examenwoorden op de juiste plek invullen.

* Je kunt zelf zinnen maken met de examenwoorden waaruit de betekenis blijkt.