Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Blok 1: Lezen
Tekstdoelen en leesmanieren
Slide 1 - Diapositive
Lesdoelen
Je kent de vijf verschillende tekstdoelen
Je kent voorbeelden van teksten bij deze tekstdoelen
Je kan verschillende leesmanieren gebruiken
Slide 2 - Diapositive
Planning
Uitleg over tekstdoelen en leesmanieren
Aan het werk
Nakijken
Slide 3 - Diapositive
Wat lezen jullie?
Slide 4 - Question ouverte
Waarom lezen jullie dit?
Slide 5 - Question ouverte
Vandaag leren jullie vijf tekstdoelen. Welke tekstdoelen ken je al?
Slide 6 - Question ouverte
Tekstdoelen
Elke tekst heeft een doel. De schrijver wil iets met deze tekst bereiken.
Vandaag leer je vijf verschillende tekstdoelen met tekstsoorten als voorbeeld.
Slide 7 - Diapositive
1. Informeren
De schrijver wil de lezer informatie geven en iets nieuws laten weten.
Bijvoorbeeld: een krantenartikel, nieuwsbericht of verslag.
Slide 8 - Diapositive
2. Uitleggen
De schrijver wil een uitleg of instructie geven (instrueren).
Bijvoorbeeld: een gebruiksaanwijzing, tekst uit een schoolboek of handleiding.
Slide 9 - Diapositive
3. Overtuigen
De schrijver wil overtuigen van een mening, waarschuwen of adviseren.
Bijvoorbeeld: een beoordeling, recensie of blog.
Slide 10 - Diapositive
4. Amuseren
De schrijver wil amuseren, dus de lezer vermaken. Gevoelens oproepen of gevoelens verwoorden.
Bijvoorbeeld: een verhaal, gedicht of column.
Slide 11 - Diapositive
5. Activeren
De schrijver wil tot handelen aansporen. Overhalen om iets te doen.
Bijvoorbeeld: een advertentie, poster of flyer.
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Welk tekstdoel zie je hier?
Slide 14 - Question ouverte
Slide 15 - Diapositive
Welk tekstdoel zie je hier?
Slide 16 - Question ouverte
Slide 17 - Diapositive
Welk tekstdoel zie je hier?
Slide 18 - Question ouverte
Leesmanieren
Er zijn verschillende manieren om een tekst te lezen. Het is bijvoorbeeld niet altijd nodig om de hele tekst grondig te lezen.
Slide 19 - Diapositive
Verkennend lezen
Of oriënterend lezen. Je bekijkt wat voor soort tekst het is. Ook voorspel je het onderwerp van de tekst en waarom je het leest.
Slide 20 - Diapositive
Grondig lezen
Als je de tekst helemaal wil begrijpen, lees je grondig. Je stelt jezelf vragen, bedenkt wat je al weet, ziet voor je wat je leest en lost dingen op die je niet begrijpt.
Slide 21 - Diapositive
Welke soort tekst lees jij altijd grondig?
Slide 22 - Question ouverte
Zoekend lezen
Als je bepaalde informatie zoekt, ga je zoekend lezen. Je hoeft niet de hele tekst te lezen. Tussenkopjes kunnen helpen bij het zoeken.
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Waar kijk je voor informatie over de kaarten als je de boodschappen online bestelt?