DA 2 Toets TRIT

Bij brandwonden wordt geadviseerd om minstens 10-20 minuten te koelen onder lauw/ warm stromend water. Bij welke soort brandwond adviseer je om dit 45 minuten te doen?
A
Alle brandwonden
B
Chemische verbrandingen
C
Derdegraads verbrandingen
D
Groter dan een handpalm
1 / 35
suivant
Slide 1: Quiz
TRITMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bij brandwonden wordt geadviseerd om minstens 10-20 minuten te koelen onder lauw/ warm stromend water. Bij welke soort brandwond adviseer je om dit 45 minuten te doen?
A
Alle brandwonden
B
Chemische verbrandingen
C
Derdegraads verbrandingen
D
Groter dan een handpalm

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem vijf oorzaken van een brandwond.

Slide 2 - Question ouverte

Hete vloeistoffen 
Vlam 
Steekvlam 
Contact met hete voorwerpen 
Chemische vloeistoffen 
Elektriciteit 
Wat voor brandwond zie je hier?
A
1e graads
B
Oppervlakkig 2e graads
C
Diepe 2e graads
D
3e graads

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel TVLO heeft een volwassen persoon als hij een half been en een hele arm heeft verbrand?
A
9%
B
18%
C
27%
D
36%

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een derdegraadsverbranding is niet pijnlijk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk triagecriteria hoort NIET thuis in het rijtje U2?
A
Circulaire brandwond
B
Inhalatietrauma
C
Verbranding geslachtsdelen
D
Verbranding in het gezicht

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een tweedegraads brandwond moet na 24-48 uur door de huisarts worden gecontroleerd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Op welke drie manieren kan een corpus alienum ontstaan?

Slide 8 - Question ouverte

Voorwerp inslikken
Doorboord letsel
Voorwerp inbrengen
Geen spoed
Spoed
Sleep de situaties naar de juiste kolom spoed of geen spoed.
Een voorwerp zit in de luchtweg vast  en veroorzaakt bijgeluiden
Een kind heeft een knoopcelbatterij ingeslikt
Een mes heeft vitale organen doorboord
Een klein stukje glas zit vast onder de voet 
Een kind  heeft een kraaltje in de neus gestopt.
Een teek heeft zich vastgezogen in de huid 
Een houtsplinter zit vast in het hoornvlies

Een metaaldeeltje  heeft met een hoge snelheid het oog doorboord.

Slide 9 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Je verwijdert een corpus alienum om schadelijke gevolgen op lange termijn te voorkomen. Welke schade kan optreden als een corpus alienum blijft zitten ?
A
Inkapseling
B
Verstoorde lichaamsfunctie
C
Infectie
D
Alle 3 de antwoorden zijn correct

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tetanus en de ziekte van Lyme zijn twee gevaarlijke infectieziekten die kunnen optreden als een corpus alienum het lichaam is binnengedrongen. Sleep de kenmerken naar de juiste plek in de tekst.

Tetanus is een ziekte die wordt veroorzaakt door de _________________. Die komt onder andere voor in de aarde, straatvuil en het maagdarmkanaal van een zoogdieren. Tetanus begint vaak met ____________ waardoor je slikpijn of kaakkrampen krijgt. Later gaan alle spieren verkrampen, met ernstige gevolgen. Je kunt ______________. Om deze ziekte te bestrijden, is er in Nederland een landelijk _________________. Elk kind krijgt rond zijn negende zijn laatste vaccinatie om het tegen tetanus te beschermen. Als een vaccinatie meer dan ____________geleden is gegeven, is vaak een herhalingsvaccinatie ( _______________) nodig.
vaccinatieprogramma
spierkrampen
stikken
tetanusbacterie
tien jaar 
booster

Slide 11 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Als er een corpus alienum in het lichaam zit vraag je aan de patiënt of het lichaamsdeel opvallend bleek of koud is. Waarom vraag je dit?
A
Dit hoef je nooit te vragen bij een corpus alienum
B
Omdat de patiënt onderkoeld kan raken
C
Omdat er sprake zou kunnen zijn van ischemie
D
Omdat er sprake zou kunnen zijn van een lage RR

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke drie vragen stel je om erachter te komen of de patiënt wel of geen slagaderlijke bloeding heeft?

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom worden bijtwonden over het algemeen niet gehecht?
A
Vanwege infectiegevaar
B
Vanwege grove wondranden
C
Ze groeien sneller dicht
D
Ze worden juist wel gehecht

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Actieve sluiting van wonden betekent...
A
hechten
B
plakken met huidlijm
C
hecht strips plakken
D
verbinden

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Prikbijtwonden geven geen hoger risico op infectie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij hevig bloedverlies mag je eten of drinken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een penetrerend letsel?

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk onderstaand advies geef je zeker NIET bij hevig bloedverlies?
A
De patiënt plat laten liggen met de benen iets omhoog
B
De patiënt iets laten drinken, bijvoorbeeld een glas water
C
De wond afdrukken met het een (schone) doek
D
Voorkomen dat de patiënt afkoelt, dus warm houden!

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke urgentie koppel je aan een patiënt die direct pijn heeft na een nek-trauma?
A
U1
B
U2
C
U3
D
U4

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een trauma buik of rug vraag je altijd of er bloed in de urine zit (hematurie). Als dit het geval is moet de patiënt met spoed gezien worden. Waarom?

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem drie voorbeelden van vegetatieve verschijnselen

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Amber is geboren in 1954 en heeft al haar vaccinaties als kind zijnde gehad. In 2001 is Amber wel eens door een hond gebeten waarna zij een tetanusvaccinatie heeft gehad. Gisteravond heeft Amber zich verbrand aan de barbecue en heeft daar een aantal tweedegraads brandwonden aan over gehouden. Moet Amber nu een tetanusvaccinatie krijgen?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een Hoog Energetisch Trauma is altijd levensbedreigend, behalve bij:
A
Trauma buik
B
Trauma extremiteiten
C
Trauma schedel
D
Trauma thorax

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Leg uit waarom je bij een schedeltrauma altijd moet controleren of iemand bloedverdunners gebruikt.

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Diabetes type 1 is een auto-immuunziekte
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

Het afweersysteem vergist zich. Normaal ruimt het afweersysteem alleen ziektes op. Maar bij sommige mensen vernielt het afweersysteem de cellen die insuline aanmaken, in de alvleesklier. Dan heb je diabetes type 1. Zonder insuline kun je niet leven, want die regelt je bloedsuiker.
Wat gebeurt er als een DM type 1 patiënt te veel insuline spuit?
A
De glucosespiegel daalt met kans op een hypo
B
De glucosespiegel stijgt met kans op een hyper

Slide 27 - Quiz

Door te veel insuline wordt er meer glucose opgenomen in de cellen. Bij een te lage glucosespiegel kan een hypo ontstaan.

Bij diabetes type 2 wordt:
A
Helemaal geen insuline aangemaakt
B
Geen glucose aangemaakt
C
Te weinig insuline aangemaakt
D
Te veel insuline aangemaakt

Slide 28 - Quiz

Bij diabetes type 2 wordt er te weinig insuline aangemaakt en het lichaam reageert niet goed meer op insuline. Het gevolg: een hoge glucosespiegel
Wat zijn kenmerken van een hypo?
A
Duizelig, hoofdpijn, beven, honger, bleke huid, slecht zien, verwardheid
B
Misselijk, dorst, veel plassen, droge mond, aceton-geur adem

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als het niet duidelijk is of de patiënt een hypo of hyper heeft, behandel je het als een hyper
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Nee! Bij twijfel behandelen als hypo! Bij het eten van iets zoets zal een patiënt met een hypo snel wat opknappen. Het beetje extra suiker wat bij een toch al hoge glucosewaarde terechtkomt is verwaarloosbaar.
Wat is GEEN oorzaak van hypoglykemie?
A
Drink veel, boterham met jam eten en na een half uur opnieuw de glucosewaarde meten
B
Drink veel water en beweeg veel. Bepaal na enkele uren opnieuw de glucosewaarde
C
Niks doen, afwachten en bepaal na enkele uren opnieuw de glucosewaarde
D
Drink veel water en beweeg veel, Bepaal na 30 min opnieuw de glucosewaarde

Slide 31 - Quiz

Door veel water te drinken en te bewegen wordt glucose verbrand. Na 30 minuten meten heeft geen zin, verbranden kost tijd. Heb je iets zoets gegeten? Dan kan je wel na 30 min prikken.
Bij een nuchtere glucosewaarde tussen de 6.1 mmol/l en 7.0 mmol/l spreekt men van een:
A
Normale glucosewaarde
B
Gestoorde glucosewaarde
C
Diabetes mellitus

Slide 32 - Quiz

Een gestoorde glucosewaarde wil zeggen; te hoog maar (nog) geen diabetes
Wat betekent diabetische retinopathie?
A
Beschadiging van het tandvlees bij diabetes
B
Beschadiging van de kleine bloedvaatjes in het netvlies bij diabetes
C
Beschadiging van de bloedvaten in de nieren

Slide 33 - Quiz

Bij de meeste mensen met diabetes ontstaat vroeg of laat diabetische retinopathie. Dit geldt zowel voor mensen met diabetes type I als diabetes type II. Twintig jaar na de diagnose diabetes zijn de kleine bloedvaatjes in het netvlies bij 80% van de mensen beschadigd.
Insuline wordt aangemaakt in de Eilandjes van Langerhans, deze bevinden zich in de alvleesklier.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul de ontbrekende woorden in:
 
Bij diabetes ___________ reageert het lichaam niet goed meer op ____________, het hormoon dat de bloedsuikerspiegel regelt. In eerste instantie maakt het lichaam extra insuline aan, maar na verloop van tijd steeds minder. Hierdoor blijft de bloedsuikerspiegel te _____________.







type 1
type 2
glucose
insuline
hoog
laag

Slide 35 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions