--> Kort briefje waarin je snel iets doorgeeft. Noem alleen feiten en schrijf duidelijk leesbaar. Controleer of je niets bent vergeten door de 5 w+h vragen: wat, wanneer, waar, wie, waarom en hoe.
Slide 3 - Diapositive
1.1 Memo
Voorbeeld
Slide 4 - Diapositive
1.1 Memo
--> Maak op blz. 77, opdracht 1 en 2.
Slide 5 - Diapositive
1.2 Advertentie, affiche en flyer
Advertentie --> krant, tijdschrift, internet Flyer --> wordt uitgedeeld op straat, huis-aan-huis Affiche --> wordt opgehangen in een kantine, op school, winkel
Slide 6 - Diapositive
Advertentie
Voorbeeld
1 advertentie
2 opvallende, korte teksten
3 verschillende lettertypes en kleuren 4 de belangrijkste w+h vragen worden beantwoord
Slide 7 - Diapositive
1.2 Advertentie, affiche en flyer
--> Maak op blz. 79, opdracht 1.
Slide 8 - Diapositive
1.3 Instructie
--> Uitleg over hoe iets werkt of hoe je iets moet doen
Slide 9 - Diapositive
Advertentie
Voorbeeld
1 onderwerp
2 uitleg in genummerde stappen
3 elke stapt begint met een ww 4 signaalwoord 5 het resultaat
Slide 10 - Diapositive
SCHRIJVEN
H2: Langere teksten schrijven 2.1 Schrijven in fasen 2.5 Informatief artikel 2.3 Je mening geven 2.6 Werkstuk 2.4 Verslag
Slide 11 - Diapositive
SCHRIJVEN
H2: Langere teksten schrijven 2.1 Schrijven in fasen 2.5 Informatief artikel 2.3 Je mening geven 2.6 Werkstuk 2.4 Verslag
Slide 12 - Diapositive
2.1 Schrijven in fasen
Fase 1: Voorbereiding (onderwerp kiezen, doel, verzamelen betrouwbare bronnen) Fase 2: Uitvoering (1e versie schrijven, meer informatie verzamelen) Fase 3: Afronding (tekst goed doorlezen, fouten verbeteren, goede lay-out maken)
Slide 13 - Diapositive
2.3 Je mening geven
Om anderen van je mening te overtuigen, geef je argumenten. Hiermee leg je uit waarom je iets vindt. Gebruik signaalwoorden om een reden of argument aan te geven.
Signaalwoorden zijn bijv.: want, omdat, daarom. Zie boek B bladzijde 231!
Slide 14 - Diapositive
2.3 Je mening geven
Mening met 'ik vind' en argument met 'omdat'.
Slide 15 - Diapositive
2.3 Je mening geven
--> Maak op blz. 97, opdracht 3 en 4.
Slide 16 - Diapositive
2.4 Verslag
Voorbeeld
Slide 17 - Diapositive
2.4 Verslag
In een verslag beschrijf je nauwkeurig wat je hebt gezien, gedaan of besproken hebt. Bijv.: stageverslag, gesprek tijdens je werk of een wedstrijd.
Slide 18 - Diapositive
2.4 Informatief artikel
In een informatief artikelvertel je de feiten over een bepaald onderwerp. Een artikel bestaat uit drie delen:
1. inleiding: maak de lezers nieuwsgierig 2. middenstuk: schrijf over de verschillende deelonderwerpen 3. slot: geef een conclusie, advies of samenvatting
Slide 19 - Diapositive
2.4 Informatief artikel
voorbeeld
Slide 20 - Diapositive
2.5 Werkstuk
Voor je opleiding schrijf je af en toe een werkstuk. Hiervoor werk je volgens een stappenplan:
Slide 21 - Diapositive
2.5 Stappenplan werkstuk
1. Kies een onderwerp en deelonderwerpen
2. Zoek betrouwbare bronnen
3. Schrijf in eigen woorden 4. Maak een voorpagina, inhoudsopgave en evt. bronvermelding 5. Zorg voor een overzichtelijke lay-out en zoek passende afbeeldingen 6. Controleer je werkstuk op spel- en taalfouten
Slide 22 - Diapositive
2.5 Werkstuk
Voorbeeld
1: De titel maakt het onderwerp duidelijk 2: Elk hoofdstuk gaat over een deelonderwerp 3: Bronvermelding
Slide 23 - Diapositive
Wat is belangrijk om anderen van jouw mening te overtuigen?
A
Je zin doordrijven
B
Een zelfverzekerde houding aannemen
C
Een goed argument geven
Slide 24 - Quiz
Wat zijn de 5W+H vragen?
Slide 25 - Question ouverte
voorbeelden van Signaalwoorden
Slide 26 - Carte mentale
De laatste stap bij het maken van een werkstuk is het controleren op spel- en taalfouten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 27 - Quiz
Het vergeten van punten en komma's is niet zo erg.