Grammatica: Schwache Verben

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

 Zwakke of regelmatige werkwoorden  

Lernziel

Du kannst das schwache Verb im Präsens, Imperfekt und Partizip Perfekt verbeugen

Wir starten mit einer Wiederholung!

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/ Sie

-e

-st

-t

-en

-t

-en

Ken je de feesttenten regel nog?

Wat is bijzonder bij de zwakke werkwoorden met een stam op een d/t?

1. extra e
2. bij du, er/sie/es, ihr een extra e
3. bij du+er/sie/es een extra t
4. bij de du-vorm valt de s weg

zwakke werkwoorden:
Ihr _____ in Berlin.

1. wohnt
2. wohne
3. wohnst
4. wohnen

zwakke werkwoorden:
Wir _____ in Hamburg.

1. leben
2. lebst
3. lebe
4. lebt

zwakke werkwoorden:
Ihr ________ den ganzen Tag!

1. rede
2. redest
3. redet
4. redt

Das Flugzeug (landen) auf der Wiese.

1. land
2. landt
3. landet
4. landest

Ihr (parken) zuerst das Auto.

1. parkt
2. parket
3. parkiert
4. parkst

Hoe vorm je het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden

1. ge + stam + t
2. stam + t
3. ge + hele werkwoord

Nu naar de verleden tijd (Imperfekt!))

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
Sie/sie

Welke uitgang komt achter de stam in de verleden tijd?

te

ten

test

ten

tet

te

Verleden tijd
Sleep de uitgangen naar de juiste plek

ich

du

er/sie/es/man

wir 

ihr

sie/Sie

red

red

red

red

red

red

-ete

-etest

-ete

-eten

-eten

-etet

Hoe zeg je "hij leerde" lernen?

1. er lernen
2. er lernte
3. er lernete
4. sie liernten

Wat is de correcte verleden tijds vorm?
er [arbeiten]

1. arbeitet
2. arbeitete
3. arbeitetet
4. arbeite

Hoe zeg je "het regende"

1. es regnen
2. es regnet
3. es regent
4. es regnete

Verleden tijd: antworten

Wer ...... auf diese schwierige Frage?

1. antworteten
2. antworetet
3. antwortete
4. antworte

Vul de verleden tijd in:
ich ( baden ) .....

Het voltooid deelwoord

Hoe vorm je het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden die eindigen op -d/-t

1. ge + stam + t
2. ge + stam + et
3. ge + hele werkwoord
4. stam + et

Wat is het voltooid deelwoord van:
rutschen

1. gerutst
2. gerutscht
3. rutschen
4. gerutschen

Wat is het voltooid deelwoord van:
reservieren

1. gereservierd
2. gereserviert
3. reserviert
4. reservierd

Wat is het voltooid deelwoord van:
haben

1. gehat
2. gehabt
3. gehabet
4. gehabd

Wat is het voltooid deelwoord van:
spazieren

1. spazieren
2. gespazieren
3. spaziert
4. gespaziert

voltooid deelwoord van spielen?

1. gespielt
2. gespielen
3. gespielte
4. gespielen

Voltooid deelwoord van: arbeiten

1. gearbeit
2. gearbeitet
3. arbeitet
4. gearbeitt

Voltooid deelwoord van 'öffnen'

1. geöffnt
2. öffnet
3. öffnetet
4. geöffnet

(verkaufen)
Ist das Haus schon __________ ?

(reisen) Wohin _________ du im Sommer ________?

Haben wir das Lernziel errreicht?

Ik kan de zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd, verleden tijd vervoegen en ik kan het voltooid deelwoord maken.

😒🙁😐🙂😃