H6.2. Het gaat om de winst!

6.2 Het gaat om de winst!
Leg al klaar: boek (blz 164), schrift, rekenmachine, pen
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec diapositives de texte et 6 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

6.2 Het gaat om de winst!
Leg al klaar: boek (blz 164), schrift, rekenmachine, pen

Slide 1 - Diapositive

6.2.1 Het gaat om de winst!                                                     Leerdoel 1)
Een ondernemer wil winst maken...
  • verschil tussen inkoopprijs en verkoopprijs is zijn brutowinst (= winst + bedrijfskosten)
  • brutowinst als percentage van de inkoopprijs is brutowinstopslag (brutowinstmarge)
brutowinst
inkoopprijs

x 100 = brutowinstopslag                                 (brutowinstmarge)
Verkoopprijs kano € 180
Inkoopprijs kano € 95
Brutowinst 180 - 95 = € 85
Brutowinstmarge = (85 : 95) x 100 = 89,5%
Verkoopprijs kano € 180
Inkoopprijs kano € 95
Brutowinst 180 - 95 = € 85

Slide 2 - Diapositive

Blz 164 opgave 2

Slide 3 - Diapositive

Blz 182 opgave 7

Slide 4 - Diapositive

6.2.1 Het gaat om de winst!                                                     Leerdoel 1)
Een ondernemer wil winst maken...
  • verschil tussen inkoopprijs en verkoopprijs is zijn brutowinst (= winst + bedrijfskosten)
  • brutowinst als percentage van de inkoopprijs is brutowinstopslag (brutowinstmarge)
brutowinst
inkoopprijs

x 100 = brutowinstopslag                                 (brutowinstmarge)
Verkoopprijs kano € 180
Inkoopprijs kano € 95
Brutowinst 180 - 95 = € 85
Brutowinstmarge = (85 : 95) x 100 = 89,5%
Verkoopprijs kano € 180
Inkoopprijs kano € 95
Brutowinst 180 - 95 = € 85
Je gaat zelfstandig aan de slag met het maken van
opdracht 3 en 4 op blz 164/165
Klaar? Bekijk alvast de BTW Berekening (blz 165-166)
timer
10:00

Slide 5 - Diapositive

BTW:
  • Belasting toegevoegde waarde / omzetbelasting
  • 9% -> bepaalde producten (bijv. levensmiddelen)
  • 21% -> normaal tarief
  • De verkoper draagt dit af (betaald dit) aan de belastingdienst
6.2.1 Het gaat om de winst!                                                     Leerdoel 2)

Slide 6 - Diapositive

Blz 165 opgave 5
Klaar? Maak alvast opdracht 6

Slide 7 - Diapositive

Blz 165 opgave 6
Klaar? Maak alvast opdracht 7

Slide 8 - Diapositive

Oefenen met rekenopgaven

Maak rekentrainer opdrachten 6, 9, 10, 11
(blz 182-183)

Slide 9 - Diapositive

6.2.2 Het gaat om de winst!
Leerdoelen deze les:
3) Je kunt het btw-bedrag in de consumentenprijs berekenen
4) Je kent het verschil tussen afzet en omzet en kunt de omzet berekenen
5) Je kent het verschil tussen brutowinst en nettowinst en kunt deze beide berekenen.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

timer
4:00

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Oefenen met rekenopgaven

Maak opdracht 5, 6, 7, 8
blz 165 - 166

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien

Slide 19 - Vidéo

Slide 20 - Vidéo

Slide 21 - Vidéo

Slide 22 - Vidéo

Slide 23 - Diapositive

Bereken de omzet
 € 25 x 10.000 = € 250.000

Bereken de inkoopwaarde
 € 14 x 10.000 = € 140.000

Bereken de brutowinst
 € 250.000 - € 140.000 = 110.000

Bereken het nettoresultaat (verlies of winst)
 € 110.000 - € 40.000 - € 20.000 - € 15.000 = € 35.000 (winst)

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Lien

Slide 27 - Vidéo

Slide 28 - Vidéo

  • Omzet
  • Inkoopwaarde -
  • Brutowinst
  • Overige / bedrijfskosten -
  • Nettoresultaat


6.2.1 Het gaat om de winst!                                             Leerdoel 4) en 5)

Slide 29 - Diapositive

Aan het werk!!
6.1 opgaven 2, 4, 6
herhaling blz 178 opg. 1 t/m 4

Leren begrippen 6.1
Aan het werk!!

Maken:
Opdrachten Hoofdstuk 6.2
10 en 11 (blz 167)
&
Rekenopgaven
10, 15, 19, 22 (blz 182-183)

Slide 30 - Diapositive