DO2 - Les 2: "Doelstellingen"

• Didactisch ontwerpen 2
• Hoger onderwijs

Oefening 1 (p. 48)

Gaat het de bij de volgende uitspraken om:

   A. een globale doelstelling? 

   B. een leerplandoel / algemeen lesdoel? 

   C. een lesdoel?

   D. geen doelstelling?

Deze oefening maken we digitaal in de klas. Je kan de oefening nadien opnieuw maken in de cursus ter voorbereiding van het examen. De antwoorden worden na de lessenreeks ook op Toledo geplaatst.

Leerlingen kunnen het verschil uitleggen tussen serie- en parallelschakeling.

1. een globale doelstelling
2. een leerplandoel / algemeen lesdoel
3. een lesdoel
4. geen doelstelling

Leerlingen tonen interesse voor wat er omgaat in hun leefmilieu.

1. een globale doelstelling
2. een leerplandoel / algemeen lesdoel
3. een lesdoel
4. geen doelstelling

Leerlingen kunnen met behulp van de stelling van pythagoras onbekenden berekenen in rechthoekige driehoeken.

1. een globale doelstelling
2. een leerplandoel / algemeen lesdoel
3. een lesdoel
4. geen doelstelling

In de volgende les zal de leraar het begrip democratie aanbrengen.

1. een globale doelstelling
2. een leerplandoel / algemeen lesdoel
3. een lesdoel
4. geen doelstelling

Leerlingen kunnen zelfstandig werken.

1. een globale doelstelling
2. een leerplandoel / algemeen lesdoel
3. een lesdoel
4. geen doelstelling

Leerlingen kunnen rekenen met machten.

1. een globale doelstelling
2. een leerplandoel / algemeen lesdoel
3. een lesdoel
4. geen doelstelling

Leerlingen kunnen de instrumentele culturele vaardigheden toepassen.

1. een globale doelstelling
2. een leerplandoel / algemeen lesdoel
3. een lesdoel
4. geen doelstelling

Oefening 3 (p. 50)

Formuleer de volgende doelstellingen operationeel. 

Deze oefening maken we digitaal in de klas. Je kan de oefening nadien opnieuw maken in de cursus ter voorbereiding van het examen. De antwoorden worden na de lessenreeks ook op Toledo geplaatst.

De soorten brandwonden kennen.

Oefening 3 (p. 50)

Formuleer de volgende doelstellingen operationeel. 

1. "De soorten brandwonden kennen."

"De leerlingen kunnen de verschillende soorten brandwonden identificeren aan de hand van een foto."

Deze oefening maken we digitaal in de klas. Je kan de oefening nadien opnieuw maken in de cursus ter voorbereiding van het examen. De antwoorden worden na de lessenreeks ook op Toledo geplaatst.

Het verband inzien tussen informatisering en werkloosheid.

Oefening 3 (p. 50)

Formuleer de volgende doelstellingen operationeel. 

2. "Het verband inzien tussen informatisering en werkloosheid."

"De leerlingen kunnen het verband tussen informatisering en werkloosheid uitleggen aan de hand van een concreet voorbeeld."

Deze oefening maken we digitaal in de klas. Je kan de oefening nadien opnieuw maken in de cursus ter voorbereiding van het examen. De antwoorden worden na de lessenreeks ook op Toledo geplaatst.

Kritisch kunnen denken bij het lezen van een tekst.

Oefening 3 (p. 50)

Formuleer de volgende doelstellingen operationeel. 

3. "Kritisch kunnen denken bij het lezen van een tekst."

"De leerlingen kunnen ten minste drie kritische bedenkingen formuleren bij de tekst."

Deze oefening maken we digitaal in de klas. Je kan de oefening nadien opnieuw maken in de cursus ter voorbereiding van het examen. De antwoorden worden na de lessenreeks ook op Toledo geplaatst.

Oefening 4 (p. 50-51)

Welke criteria voor het formuleren van doelstellingen zijn aanwezig zijn in de volgende leerdoelen? 

   A. handeling is operationeel 

   B. inhoud is voldoende concreet  

   C. condities

   D. minimumprestaties (criterium)

Deze oefening maken we digitaal in de klas. Je kan de oefening nadien opnieuw maken in de cursus ter voorbereiding van het examen. De antwoorden worden na de lessenreeks ook op Toledo geplaatst.

Tweehonderd meter crawl kunnen zwemmen binnen de 4 minuten.

1. handeling is operationeel
2. inhoud is voldoende concreet
3. condities
4. minimumprestaties (criterium)

Afstanden uit de werkelijkheid op een gegeven schaal kunnen tekenen. De schaal wordt eenvoudig gehouden: ½, 1/10, 1/20.

1. handeling is operationeel
2. inhoud is voldoende concreet
3. condities
4. minimumprestaties (criterium)

Op een tekening van een deurslot de verschillende delen kunnen benoemen.

1. handeling is operationeel
2. inhoud is voldoende concreet
3. condities
4. minimumprestaties (criterium)

Een lineaire vergelijking met één onbekende kunnen oplossen zonder gebruik te maken van tabellen.

1. handeling is operationeel
2. inhoud is voldoende concreet
3. condities
4. minimumprestaties (criterium)

Tot op 0.1 mg nauwkeurig een scheikundig product kunnen afwegen.

1. handeling is operationeel
2. inhoud is voldoende concreet
3. condities
4. minimumprestaties (criterium)

De klimaatverschijnselen van een land dat niet expliciet werd bestudeerd, kunnen verklaren aan de hand van klimatologische kaarten.

1. handeling is operationeel
2. inhoud is voldoende concreet
3. condities
4. minimumprestaties (criterium)

Oefening 5 (p. 51)

Herformuleer de volgende doelstellingen en vul daarbij de ontbrekende formuleringscriteria aan. 

• handeling is operationeel
• inhoud is voldoende concreet
• condities
• minimumprestaties (criterium)

Deze oefening maken we digitaal in de klas. Je kan de oefening nadien opnieuw maken in de cursus ter voorbereiding van het examen. De antwoorden worden na de lessenreeks ook op Toledo geplaatst.

De gastronomische streken van Frankrijk kennen.

Oefening 5 (p. 51)

Formuleer de volgende doelstellingen operationeel. 

1. "De gastronomische streken van Frankrijk kennen."

"De leerlingen kunnen ten minste drie gastronomische streken van Frankrijk opsommen zonder gebruik te maken van een atlas."

Deze oefening maken we digitaal in de klas. Je kan de oefening nadien opnieuw maken in de cursus ter voorbereiding van het examen. De antwoorden worden na de lessenreeks ook op Toledo geplaatst.

Planten kunnen identificeren met behulp van een flora.

Oefening 5 (p. 51)

Formuleer de volgende doelstellingen operationeel. 

2. "Planten kunnen identificeren met behulp van een flora."

"De leerlingen kunnen binnen de 10 minuten 5 spoorplanten correct identificeren met behulp van een flora (=determineertabel voor planten)."

Deze oefening maken we digitaal in de klas. Je kan de oefening nadien opnieuw maken in de cursus ter voorbereiding van het examen. De antwoorden worden na de lessenreeks ook op Toledo geplaatst.

Nederlandse woorden kunnen vertalen in het Frans.

Oefening 5 (p. 51)

Formuleer de volgende doelstellingen operationeel. 

3. "Nederlandse woorden kunnen vertalen in het Frans."

"De leerlingen kunnen ten minste ¾ van de Nederlandse woorden correct
vertalen in het Frans zonder gebruik te maken van een woordenboek."

Deze oefening maken we digitaal in de klas. Je kan de oefening nadien opnieuw maken in de cursus ter voorbereiding van het examen. De antwoorden worden na de lessenreeks ook op Toledo geplaatst.

Oefening 2 (p. 49)

Orden de volgende doelstellingen naargelang het/de persoonlijkheidsgebied(en) (C, DAS, PM) waarop ze betrekking hebben. 

   A. Cognitief (C) 

   B. Dynamisch affectief sociaal (DAS)

   C. Psychomotorisch (PM)

Deze oefening maken we digitaal in de klas. Je kan de oefening nadien opnieuw maken in de cursus ter voorbereiding van het examen. De antwoorden worden na de lessenreeks ook op Toledo geplaatst.

Leerlingen kunnen beschrijven hoe we aan gegevens kunnen komen over het dagelijks leven van de mens in de prehistorie.

1. cognitief (C)
2. dynamisch affectief sociaal (DAS)
3. psychomotorisch (PM)
4. geen van allen

Leerlingen zijn bereid hun eigen doen en laten tijdens het uitvoeren van een groepsopdracht aan kritiek van de deelnemende groepsleden te onderwerpen.

1. cognitief (C)
2. dynamisch affectief sociaal (DAS)
3. psychomotorisch (PM)
4. geen van allen

Leerlingen kunnen een taart garneren, waarbij gebruik wordt gemaakt van slagroom en vruchtjes.

1. cognitief (C)
2. dynamisch affectief sociaal (DAS)
3. psychomotorisch (PM)
4. geen van allen

Leerlingen kunnen de vier rekenkundige hoofdbewerkingen: optellen, aftrekken, delen en vermenigvuldigen toepassen op decimale getallen.

1. cognitief (C)
2. dynamisch affectief sociaal (DAS)
3. psychomotorisch (PM)
4. geen van allen

(Leerlingen kunnen een model maken van de dwarsdoorsnede van een dijk.)
a) Leerlingen kunnen delen van de dwarsdoorsnede van een dijk bespreken.

1. cognitief (C)
2. dynamisch affectief sociaal (DAS)
3. psychomotorisch (PM)
4. geen van allen

(Leerlingen kunnen een model maken van de dwarsdoorsnede van een dijk.)
b) Leerlingen kunnen een houten model maken van de dwarsdoorsnede van een dijk op basis van een schets.

1. cognitief (C)
2. dynamisch affectief sociaal (DAS)
3. psychomotorisch (PM)
4. geen van allen

Leerlingen durven tijdens een discussie hun persoonlijke visie naar voor te brengen
en zijn bereid deze indien nodig visie te herzien.

1. cognitief (C)
2. dynamisch affectief sociaal (DAS)
3. psychomotorisch (PM)
4. geen van allen

Leerlingen kunnen een vrije handstand uitvoeren, waarbij de benen gestrekt zijn zonder daarbij hulp te krijgen van een medeleerling.

1. cognitief (C)
2. dynamisch affectief sociaal (DAS)
3. psychomotorisch (PM)
4. geen van allen