Atlasvaardigheden - Kaartlezen (les 2)

Kaartlezen - Les 2
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Kaartlezen - Les 2

Slide 1 - Diapositive

Doelen van deze les
- Je weet wat een schaal op een kaart betekend
- Je kan de schaal op kaart berekenen
- Je kan uitleggen waarom we schaal berekenen
- Je kan werkelijke afstand tussen woonplaats en favoriete vakantiebestemming bepalen, incl berekening.
- Je kunt verschillende eenheden omrekenen.

Slide 2 - Diapositive

Maak de keuze:
1) Ik werk zelfstandig aan de opdrachten

2) Ik let op de docent

Slide 3 - Diapositive

Bronnen aflezen
1) Check eerst goed de vraag

2) Check titel / bijschrift

3) Check de legenda

4) Check nogmaals de vraag
Ook belangrijk:
- Iets berekenen?
- Iets opmeten?
- Opvallende gegevens?
- Met liniaal nauwkeurig aflezen?

Slide 4 - Diapositive

Bekijk de volgende kaarten:
1) Overleg met je buurman/buurvrouw wat je hier ziet.
2) Waarop let je bij het aflezen van deze kaart?
3) Wat valt je op aan deze kaart?

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Schaal berekenen📏 🗺

Slide 10 - Diapositive

Hoe zit het?
1 cm op een kaart = x cm in het echt.






Bijv. 1 cm op de kaart = 70 000 000 cm in het echt


Slide 11 - Diapositive

Soms moet je omrekenen van cm naar km of van cm naar m of een andere eenheid.

Wil je van km naar cm dan haal je er 5x 0 af, of verplaats je de 'komma' denkbeelding 5 plekken.

Zo is 5 000 000 cm --> 50 km
&
40 000 cm --> 0,4 km

Slide 12 - Diapositive

Je kunt het gemakkelijk berekenen met een stappenplan

Slide 13 - Diapositive

Wat weet je over de schaal bij een kaart?

Slide 14 - Question ouverte

Snap je het? Waarbij zou je iemand anders kunnen helpen?

Slide 15 - Question ouverte

Het Gele Huis
In mei 1888 huurde Van Gogh vier kamers in een huis aan de Place Lamartine in Arles (Zuid-Frankrijk). Op het schilderij dat hij van dit plein maakte, is zijn woning herkenbaar aan de groene luiken. Vlak nadat hij in het Gele Huis was getrokken, stuurde hij Theo een beschrijving en een schets van zijn schilderij van het huis: ‘het is ontzagwekkend, die gele huizen in de zon en dan de onvergelijkelijke helderheid van het blauw.’

Van Gogh heeft in dit werk, dat hij zelf ‘De straat’ noemde, zijn naaste omgeving weergegeven. Links is het restaurant te zien waar hij vaak ging eten. Het huis van zijn vriend, de postbode Joseph Roulin lag voorbij de tweede spoorbrug.

Met het Gele Huis had Van Gogh een plek gevonden waar hij niet alleen kon schilderen maar ook vrienden kon laten logeren. Hij wilde van dit gele hoekpand een kunstenaarshuis maken, waar gelijkgestemde schilders samen konden wonen en werken.
Irissen
Van Gogh schilderde dit stilleven in de inrichting in Saint-Rémy. Het schilderij was voor hem in de eerste plaats een kleurstudie. Hij zocht naar een krachtig kleurcontrast. Door de paarse bloemen tegen een gele achtergrond te zetten, kwamen de decoratieve vormen extra fel uit. Oorspronkelijk waren de irissen paars. Door verbleking van een rood pigment zijn de bloemen inmiddels blauw geworden. Van Gogh schilderde het boeket twee keer. In het andere stilleven streefde hij juist naar een contrast van paars en roze tegenover groen.
Lees de tekst bij het schilderij 'Irissen' & 'Het Gele Huis'.

a. In welke plaatsen zijn deze schilderijen gemaakt?

b. Gebruik de atlas en zoek beide plaatsen op. Bereken met behulp van de kaart wat de afstand (loodrecht) in werkelijkheid is.

c. Leg uit met een berekening hoe je op dit antwoord bent gekomen.

Slide 16 - Diapositive

Het graadnet 🌐
- De windroos
- Breedte- en lengtecirkels

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

De windroos

Slide 19 - Diapositive

Breedte- en lengtecirkels

Slide 20 - Diapositive

Proefwerkvragen lezen & beantwoorden 🌐

Lezen en maken bladzijde 16 t/m 19

Slide 21 - Diapositive

Soorten leerdoelen
1) Weten (weet je dat ... )

2) Begrijpen (begrijp je dat ... )

3) Kunnen (kun je ... )
Maken: 
Opdracht bij les 5
Blz. 16

Slide 22 - Diapositive

Antwoorden formuleren
1) Lees blz. 17 + 18
2) Bespreek met elkaar wat er staat.
3) Leg het aan iemand anders uit (niet je buurman/buurvrouw).

Check op deze manier of je het hebt begrepen
Maken: 
Opdracht bij les 5
Blz. 18

Slide 23 - Diapositive

Soorten vragen
1) Lees blz. 19
2) Bespreek met elkaar wat er staat.
3) Leg het aan iemand anders uit (niet je buurman/buurvrouw).

Check op deze manier of je het hebt begrepen
Maken: 
Opdracht bij les 5
Blz. 22 - 23

Slide 24 - Diapositive