Hfd 2: 2.4 Welk werk kun je doen?

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

Introductieopdracht

1. Geef vijf voorbeelden van beroepen (werk).
2. Wat voor werk wil jij later gaan doen?

Lesdoelen

Je kan de drie beroepssectoren opnoemen.

Je kunt werk in beroepssectoren indelen.

Je kan het begrip consument, producent en consumeren uitleggen.

Drie beroepssectoren

• Landbouw: haalt dingen uit de natuur (zoals graan, groenten, fruit, vlees enz)

• Industrie: in fabrieken worden goederen gemaakt

• Diensten: diensten leveren. Er wordt iets voor een ander gedaan (bijvoorbeeld kapper, tandarts, schoonheidsspecialiste enz.)

Maïs: van het veld naar de winkel

1. Wat doet de landbouwsector?

2. Wat doet de industriesector?

3. Wat doet de dienstensector?

Bij welke sector hoort: docent?

1. Landbouw
2. Industrie
3. Diensten

Bij welke sector hoort: vuilnisman?

1. Landbouw
2. Industrie
3. Diensten

Bij welke sector hoort fabrieksarbeider?

1. Landbouw
2. Industrie
3. Diensten

Bij welke sector hoort: tomatenkweker?

1. Landbouw
2. Industrie
3. Diensten

Begrippen

Producent = iemand die goederen (spullen) maakt

Consument = iemand die goederen of diensten koopt

Consumeren = goederen of diensten kopen

In welke beroepssector werken de meeste mensen in Nederland?

Landbouw in arme landen

• veel familiebedrijfjes
• hele familie (vaak ook kinderen) werkt mee
• geen geld voor machines
• oogst is voor eigen gebruik
• over? Verkopen op de markt

Industrie in arme landen

• Lage lonen
• Zwaar en vies werk
• Ongezonde ruimtes
• Weinig aandacht voor veiligheid
• Lange dagen