Je hebt de tekst bekeken. Waarom stonden de afbeeldingen in de tekst?
A
De schrijver wil de tekst aantrekkelijker maken.
B
Ik heb geen afbeeldingen gezien
C
Die plaatjes hebben niks met het artikel te maken.
D
De schrijver wil meer informatie geven.
Slide 3 - Quiz
In dit plaatje staat de uitleg bij medicijnen. Weet jij wat het betekent?
A
Deze pil moet je innemen tijdens de maaltijd.
B
Deze pil moet je doormidden snijden voordat je hem doorslikt.
Slide 4 - Quiz
In dit plaatje staat de uitleg bij medicijnen. Weet jij wat het betekent?
A
Deze pil helpt tegen wagenziekte.
B
Deze pil beïnvloedt het rijgedrag.
Slide 5 - Quiz
Wat is het doel van de tekst op de afbeelding?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Amuseren
Slide 6 - Quiz
Een afbeelding in een tekst is er om:
A
omdat de bladzijde vol moet
B
de tekst moet leuker worden.
Slide 7 - Quiz
Een afbeelding in een tekst is er om:
A
een tekst duidelijker te maken
B
de schrijver verveelde zich
Slide 8 - Quiz
Waarom maakt de afbeelding de tekst duidelijker?
A
je ziet al wat de moeilijke woorden betekenen.
B
je ziet dat Capri geen Nederlands spreekt.
C
je ziet dat het over het Wilhelmus gaat.
D
je ziet naar hoeveel landen het meisje reist.
Slide 9 - Quiz
Tekst en afbeeldingen
Afbeeldingen staan er vaak met een bepaald doel:
De schrijver wil extra informatie geven, zodat de lezer het begrijpt.
De schrijver wil de tekst leuker maken.
Slide 10 - Diapositive
Wat gaan jullie doen?
Je krijgt een nieuw werkboekje. Je maakt de les lezen of afbeeldingen bij een tekst. Ik schrijf het ook nog op het bord. Dit is huiswerk voor dinsdag 20 juni.