HAVO3 short sentences

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

GOOD MORNING

PLANNING

1. LESSON AIM
2. KAHOOT
   
3. GRAMMAR INSTRUCTION
4. PRACTICE 
5. HOMEWORK

LESSON AIM

BY THE END OF THIS LESSON YOU WILL 
- know how to form short yes/no answers

Short yes/no answers

In het Engels is het heel onbeleefd om zomaar "ja" of "nee" te antwoorden als iemand je een vraag stelt.

Daarom herhalen we een deel van de vraag in ons antwoord.

In English, it's rude to just answer 'yes' or 'no' to a question.

1. True
2. False

How do you have to respond to be polite?

Uitleg

In het Engels is het beleefd om een vraag niet alleen met ja/nee te antwoorden.

Na ja of nee gebruik je het werkwoord en het onderwerp uit de vraagzin in het antwoord.

Voorbeelden

Did she go to school yesterday? 
- Yes, she did.
- No, she didn't.

Could I borrow your pen?
- Yes, you can.
- No, you can't.

Hoe vorm je een ja/nee antwoord?

1. Je begint met ja/nee.
2. herhaal het onderwerp uit de vraag.
3. herhaal het eerste werkwoord uit de vraag.

Let op!

*** Bij 'you' in een vraag gebruik je 'I' in het antwoord.

Are you interested in comic books?
- Yes, I am.
- No, I am not.

Let op!

*** Als het antwoord met 'NO' begint, dan zet je not achter het werkwoord.

Could he help me with my homework?
- Yes, he could.
- No, he couldn't.

In het kort

Een ja/nee antwoord in het Engels ziet er als volgt uit:
- Yes/No - onderwerp - werkwoord (+ not).

*Zie je 'you' in de vraag, dan gebruik je 'I' in jouw antwoord.
*Begint jouw antwoord met No, dan zet je not achter het werkwoord.

Do you like apples?

Yes, I do

No, I don't ( do not)

Is she singing a song?

Yes, she is

No, she isn't (is not)

Do you like pizza?

Yes, I do

No, I don't

Samenvatting

1.  Je start je antwoord met "yes" of "no"

2. Je kiest de juiste persoon (I, you, we, she, they etc)

3. Je herhaalt het eerste woord van de vraag

4. Als het antwoord "no" is, plak je daar nog n't (not) achter

Kijk maar eens naar de volgende video

Do you like pancakes

1. Yes, I like
2. Yes, I does
3. Yes, I do

Does your sister have a bike?

1. yes, she has
2. yes, she does
3. yes, she have

Do we go on holiday to Spain?

1. No, we go not
2. No, we do
3. No, we don't
4. No, we not go

Does my mother work in the garden?

1. Yes, she works
2. Yes, she dos
3. yes, she does
4. yes, she work

Does she like to go to school?

1. No, she does
2. No, she doesn't
3. No, she likes not
4. No, she not likes

Did you know I am leaving today? (Ja dat wist ik)

Can you give me the answer?

Geef antwoord:
Would you like to help me?
Yes, ....

Maak af:
Does he know how to finish that task?
No, ...

Would you be able to help me? .....

Geef een antwoord op deze vraag:
Can you help me?

https:

ego4u.com/en/cram-up/grammar/short-answers/exercises

Practise

Ex 12 p.14 WB

Finished? 

Study words on quizlet or read a book from the cupboard. 

HOMEWORK

- STUDY WORDS G,H,I 

Don't forget: Keep studying your NGSL list of words. 

Uitleg

In het Engels is het beleefd om een vraag niet alleen met ja/nee te antwoorden.

Na ja of nee gebruik je het werkwoord en het onderwerp uit de vraagzin in het antwoord.

Voorbeelden

Did she go to school yesterday? 
- Yes, she did.
- No, she didn't.

Could I borrow your pen?
- Yes, you can.
- No, you can't.

Hoe vorm je een ja/nee antwoord?

1. Je begint met ja/nee.
2. herhaal het onderwerp uit de vraag.
3. herhaal het eerste werkwoord uit de vraag.

Let op!

*** Bij 'you' in een vraag gebruik je 'I' of 'we' in je antwoord.

Are you interested in comic books?
- Yes, I am/we are. 
- No, I am not/ we aren't.

Kijk goed of je 'I' of 'we' moet gebruiken. Soms kunnen ze allebei.

Let op!

Zie je 'I' in de vraag, dan kun je ook met 'you' antwoorden.
Am I 14 years old?
Yes, you are.

Dit geldt ook voor 'we' in de vraag.
Are we at school tomorrow?
Yes, you are.

Let op!

*** Als het antwoord met 'NO' begint, dan zet je not achter het werkwoord.

Could he help me with my homework?
- Yes, he could.
- No, he couldn't.

In het kort

Een ja/nee antwoord in het Engels ziet er als volgt uit:
- Yes/No - onderwerp - werkwoord (+ not).

*Zie je 'you' in de vraag, dan gebruik je 'I' of 'we' in jouw antwoord.
*Zie je 'I' en 'We' in de vraag, dan gebruik je vaak 'you' in jouw antwoord.