1. Je moet levenskenmerken kunnen noemen en toelichten
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4
Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Organen en Cellen
1. Je moet levenskenmerken kunnen noemen en toelichten
Slide 1 - Diapositive
Zet telkens het bijbehorende levenskenmerk bij de juiste afbeelding.
voeden
ademhalen
uitscheiden
voortplanten
waarnemen
bewegen
Slide 2 - Question de remorquage
2. Je moet delen waaruit een weefsel, orgaan of orgaanstelsel is opgebouwd kunnen benoemen en in
afbeeldingen of modellen aanwijzen en functie(s) van deze delen beschrijven
Slide 3 - Diapositive
weefsel
weefsel
weefsel
weefsel
weefsel
orgaanstelsel
orgaanstelsel
cel
cel
cel
cel
cel
orgaan
orgaan
orgaan
orgaan
organisme
organisme
Slide 4 - Question de remorquage
Maak opdracht 4 op bladzijde 19
Slide 5 - Diapositive
Wat is een cel?
Slide 6 - Question ouverte
3. Je moet delen waaruit een cel is opgebouwd en delen waardoor een cel kan zijn omgeven
benoemen en in afbeeldingen of in modellen aanwijzen en van deze delen de functie(s)
beschrijven
Slide 7 - Diapositive
dierlijke cel
plantaardige cel
Slide 8 - Question de remorquage
Wat doen bladgroenkorrels?
Slide 9 - Question ouverte
Wat is de functie van de vacuole?
A
Er vind fotosynthese plaats
B
Een stevige laag buiten om de cel
C
Het regelt alles wat in de cel gebeurd
D
Het geeft de cel stevigheid
Slide 10 - Quiz
Maak opdrachten 1, 2, 4 en 6 op bladzijden 23 t/m 25
Slide 11 - Diapositive
Je moet kunnen toelichten dat individuen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun
nakomelingen en welke rol chromosomen en geslachtscellen hierbij spelen
Slide 12 - Diapositive
DNA
chromosoom
celkern
cel
Slide 13 - Question de remorquage
DNA en chromosomen
In de celkern ligt je DNA, bestaande uit chromosomen.
Deze chromosomen lijken op lange draden en zijn alleen zichtbaar onder als de cel zich gaat delen.
Slide 14 - Diapositive
Chromosomen
De chromosomen komen in paren voor.
Een cel van een mens bevat 46 chromosomen.
Dus 23 chromosomenparen.
Slide 15 - Diapositive
Aantal chromosomen
Elk soort organisme heeft in de kern van een lichaamscel een even aantal chromosomen.
Chromosomen komen altijd in paren voor.
Zegt het aantal chromosomen iets over de intelligentie van een organisme?
Slide 16 - Diapositive
Maak opdrachten 1, 2, 4 en 5 op bladzijden 28 en 29
Slide 17 - Diapositive
Wat is mitose ?
A
Celdeling voor nieuwe lichaamscellen
B
Mitose komt voor bij planten alleen
C
Mitose is een verbrandingsproces
D
Celdeling voor geslachtscellen
Slide 18 - Quiz
Je moet het proces en de betekenis van de gewone celdeling (mitose) en de reductiedeling
(meiose) kunnen beschrijven
Slide 19 - Diapositive
Mitose
Waar vindt geen mitose plaats?
A
Het ontstaan van een huidcel in de huid van een olifant.
B
Het ontstaan van een bastcel in de stengel van een klimop.
C
De celdeling van een bevruchte eicel.
D
Het ontstaan van een stuifmeelkorrel.
Slide 20 - Quiz
Moedercel
Dochtercel
Kerndeling
Celdeling
Plasmagroei
Slide 21 - Question de remorquage
Bij mitose
A
Blijft het aantal chromosomen gelijk
B
Neemt het aantal chromosomen af
C
Neemt het aantal chromosomen toe
Slide 22 - Quiz
Wat is de juiste volgorde bij celdeling?
A
spiraliseren- kopiëren- kerndeling- celdeling
B
celdeling- spiraliseren- kerndeling- kopiëren
C
kopiëren- spiraliseren- kerndeling- celdeling
D
kopiëren- kerndeling- spiraliseren- celdeling
Slide 23 - Quiz
Bij mitose...
A
Blijft het aantal chromosomen gelijk.
B
Wordt het aantal chromosomen gehalveerd.
Slide 24 - Quiz
Maak opdrachten 1, 2, 4, 5 en 6 op bladzijden 33 t/m 35
Slide 25 - Diapositive
Meiose is...
A
Een normale celdeling
B
Celdeling waarbij DNA gaat van 23 paar naar 46 losse
C
Geslachtsceldeling of reductiedeling
D
Celdeling waarbij DNA gaat van 46 paar naar 46 losse
Slide 26 - Quiz
In de afbeelding is schematisch getekend hoe de vorming van geslachtscellen en de bevruchting bij de mens verlopen. Noteer bij elke cel wat voor cel het is en vul in elke cel het juiste aantal chromosomen in.
46
46
46
46
46
46
Lichaamscel
Lichaamscel
Zaadcel
Eicel
Bevruchte eicel
23
23
Slide 27 - Question de remorquage
Welke geslachtschromosomen zijn er? En hoeveel geslachtschromosomen zitten er in een geslachtscel?
Slide 28 - Question ouverte
Een geslachtscel bevat een Y-chromosoom. Wat voor geslachtscel kan dit zijn?
A
Zaadcel
B
Eicel
C
Zaadcel en eicel
Slide 29 - Quiz
Maak opdrachten 1 t/m 3 op bladzijde 38 en opdrachten 5 en 6 op bladzijde 40