L3 THEMA 1 HERHALING

Organismen en cellen
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Organismen en cellen

Slide 1 - Diapositive

Organismen
Alle organismen hebben levenskenmerken.

Als iets leeft, is het een organisme. 

Geen levenskenmerken = LEVENLOOS

Slide 2 - Diapositive

Een organisme vertoont levenskenmerken.

Een dood organisme vertoont geen levenskenmerken meer

Een object dat nooit levenskenmerken vertoond heeft is levenloos

Slide 3 - Diapositive

Levenskenmerken
  • voortplanten
  • groeien
  • ontwikkelen
  • reageren op prikkels
  • bewegen
  • voeden
  • stofwisseling
  • ademhalen
  • uitscheiden

Slide 4 - Diapositive

levensloop: een idividu heeft een levensloop, doordat voor elk individu het leven eindigd met de dood
levenscyclus: een soort heeft een levenscyclus. doordat individuen zich blijven voortplanten blijft de soort bestaan

Slide 5 - Diapositive

Bouw van een organisme

Slide 6 - Diapositive

Organisatieniveaus

Slide 7 - Diapositive

Orgaanstelsels
We hebben meerdere orgaanstelsel bijvoorbeeld;
  • Bloedvatenstelsel
  • Verteringsstelsel
  • Ademhalingsstelsel

Slide 8 - Diapositive

Organen.
Ons lichaam is opgebouwd uit organen.

Een orgaan voert bepaalde taken uit. 

Als organen "samenwerken" met hun taken dan horen deze bij een orgaanstelsel

Slide 9 - Diapositive

Weefsels
- Tussenstof zit tussen cellen
- Deze stof kan vloeibaar of hard zijn
- Botten hebben kalkachtige stof als tussenstof
- In de hersens zit hersenvloeistof 

Slide 10 - Diapositive

Weefseltypen

Slide 11 - Diapositive

Cellen van dieren en planten

Slide 12 - Diapositive

Plantencellen leven!
Onderdelen van een plantencel

Slide 13 - Diapositive

verschil plantencel / dierlijke cel
Zie jij de verschillen tussen de dierlijke cel en de plantaardige cel?


Dit is een dierlijke cel.
Dit zie je omdat deze geen bladgroenkorrels, celwand en vacuole heeft
Dit is een plantaardige cel.
Dit zie je omdat je wel een celwand, vacuole en bladgroenkorrel kunt zien

Slide 14 - Diapositive

Korrels (plastiden)
Bladgroenkorrels 
Kleurstofkorrels
Zetmeelkorrels



Korrels kunnen overgaan in een ander type, bladgroenkorrels veranderen in kleurstofkorrels ->

Slide 15 - Diapositive

Zetmeelkorrels
  • Zetmeelkorrels hebben geen kleur.
  • Zetmeelkorrels slaan zetmeel op.
  • Zetmeelkorrels komen bijvoorbeeld voor in de cellen van een aardappel. 
  • Zetmeelkorrels zijn kleurloos.
  • In zetmeelkorrels wordt zetmeel opgeslagen.

Slide 16 - Diapositive

Chromosomen

Slide 17 - Diapositive

chromosomen 
  • Dit is een chromosomenportret
  • Mensen hebben 23 paren chromosomen.
  • Totaal 46 chromosomen.
  • De paren zijn gelijk, behalve de geslachtschromosomen  (bij de man XY en vrouw XX)

Slide 18 - Diapositive

DNA
  • Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA.
  • DNA=informatie voor al je erfelijke eigenschappen.
  • Een gen is een stukje DNA.
  • Cellen gebruiken alleen de genen die ze nodig hebben.

Slide 19 - Diapositive

Gewone celdeling (mitose)

Slide 20 - Diapositive

de vorming van nieuwe cellen

Slide 21 - Diapositive

Menselijke cel

In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.

Die bevruchte cel deelt > alle lichaamscellen (behalve de geslachtscellen) hebben 46 chromosomen




Slide 22 - Diapositive

Geslachtscel en Lichaamscel
  • Je kan het verschil noemen tussen een lichaamscel en een geslachtscel 

Slide 23 - Diapositive

Einde instructie

MAKEN:
 Oefentoets - test jezelf - samenvatting

Slide 24 - Diapositive