uitsmijter_week 38 - Cijferen met komma, afronden, tt en vt
Welke verwijswoorden
ken je?
ken je?
1 / 25
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Welke verwijswoorden
ken je?
ken je?
Slide 1 - Carte mentale
Slide 2 - Diapositive
3,28 + 5,8 =
Slide 3 - Question ouverte
8,3 - 3,74 =
Slide 4 - Question ouverte
9,35 + 4,76 =
Slide 5 - Question ouverte
2,36 x 4 =
Slide 6 - Question ouverte
4,2 x 5,6 =
Slide 7 - Question ouverte
3,8 x 2,3 =
Slide 8 - Question ouverte
Rond af op honderdsten nauwkeurig
4,3562
4,3562
Slide 9 - Question ouverte
Rond af op tienden nauwkeurig
8,749
8,749
Slide 10 - Question ouverte
Rond af op twee cijfers achter de komma
23,4751
23,4751
Slide 11 - Question ouverte
Hoeveel is dit ongeveer?
2,2 x 8,1 =
2,2 x 8,1 =
Slide 12 - Question ouverte
Hoeveel is dit ongeveer?
7,8 x 3,2 =
7,8 x 3,2 =
Slide 13 - Question ouverte
Hoeveel is dit ongeveer?
12,3 : 5,89 =
12,3 : 5,89 =
Slide 14 - Question ouverte
Hoeveel is dit ongeveer?
14,78 : 3,13 =
14,78 : 3,13 =
Slide 15 - Question ouverte
redden [vt]
Vorige maand _____________ jij een kat uit de boom.
Vorige maand _____________ jij een kat uit de boom.
Slide 16 - Question ouverte
bouwen [tt]
Ik _____________ een hoge toren.
Ik _____________ een hoge toren.
Slide 17 - Question ouverte
vermoeden [tt]
Tanja en Willem _____________ dat het niet meer goed komt.
Tanja en Willem _____________ dat het niet meer goed komt.
Slide 18 - Question ouverte
luisteren [vt]
De mensen _____________ gisteren naar mooie muziek.
De mensen _____________ gisteren naar mooie muziek.
Slide 19 - Question ouverte
bedanken [vt]
De ouders _____________ de juf gisteren voor haar goede zorg.
De ouders _____________ de juf gisteren voor haar goede zorg.
Slide 20 - Question ouverte
beleven [vt]
Vroeger _____________ Tamara leuke avonturen.
Vroeger _____________ Tamara leuke avonturen.
Slide 21 - Question ouverte
kleuren [tt]
Jij _____________ een mooie kleurplaat.
Jij _____________ een mooie kleurplaat.
Slide 22 - Question ouverte
branden [vt]
Mijn ouders _____________ zich gisteren aan het fornuis.
Mijn ouders _____________ zich gisteren aan het fornuis.
Slide 23 - Question ouverte
Hoe hebben we
afgelopen week gewerkt?
afgelopen week gewerkt?
Slide 24 - Carte mentale
Wat heb je afgelopen
week geleerd?
week geleerd?
