Alle/allen - jou/ jouw

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Spelperfect

alle(n), enkele(n), sommige(n), beide(n), vele(n)

jou/ jouw, u/ uw

We gingen met zijn (...) naar de bioscoop.

1. alle
2. allen

(...) cursisten maken nooit hun huiswerk.

1. Sommige
2. Sommigen

Regels --> alle - allen?

1. Schrijf geen -n achter deze woorden als er een zelfstandig naamwoord achter staat.

2. Schrijf geen -n als dit soort woorden niet naar mensen verwijst.

3. Schrijf wel een -n als dit soort woorden verwijst naar mensen en zelfstandig in de zin staat.

Katten zijn leuk. (...) vind ik vervelend

1. Weinige
2. Weinigen

Ik heb twee zussen. Ze zijn (...) erg goed in taal.

1. beide
2. beiden

De kippen waren (...) ontsnapt.

1. alle
2. allen

Hans had twee foto's gemaakt. Ze zijn (...) mislukt.

1. beide
2. beiden

Onze vrienden waren (alle / allen) aanwezig op het feestje.

1. alle
2. allen

alle(n), enkele(n), sommige(n), beide(n), vele(n)

• Deze woorden kun je zowel met of zonder n schrijven.
• Je kijk eerst of het woord en bijvoeglijk naamwoord is of een zelfstandig naamwoord.
• Als het een bijvoeglijk naamwoord is schrijf je NOOIT een n.

1. Vele jongeren drinken graag energiedrankjes.
2. Ik heb enkele foto's gemaakt. 

alle(n), enkele(n), sommige(n), beide(n), vele(n)

• Als het een zelfstandig naamwoord is schrijf je een -n als het verwijst naar personen:

1. Ze dachten het allen te weten.
2. Enkelen van ons zijn vegetariër.

• Als je verwijst naar dieren of dingen schrijf je NOOIT een n:

1. De schaapjes zijn alle naar een nieuwe wei gebracht.
   
2. De websites zijn beide goed bruikbaar voor de opdracht. 

Van (alle / allen) mensen die ik ken, vind ik jou de leukste.

1. alle
2. allen

Staat alle hier vóór een zelfstandig naamwoord?


'De schoonmaakster moet alle wc's schrobben.'

1. Ja
2. Nee

Wc's is een zelfstandig naamwoord.

Waarover gaat 'allen'?

'We helpen allen mee.'

1. Over personen
2. Niet over personen

Waarover gaat 'alle'?

'Denk aan de poezen: je moet ze alle op tijd eten geven.'

1. Over personen
2. Niet over personen

Alle gaat hier over de poezen. Poezen zijn dieren, geen personen. 

Staat alle hier vóór een zelfstandig naamwoord?


'Ik ben blij met alle cadeautjes.'

1. Ja
2. Nee

Cadeautjes is een zelfstandig naamwoord. 

jou/ jouw, u/uw, mij/ mijn

• Je gebruikt  jou, u en mij om naar personen te verwijzen.
• Je gebruikt jouw, uw en mijn om bezit aan te geven. Je gebruikt dit altijd voor een zelfstandig naamwoord.

1. Hij stuurde mij een appje.
2. Ik geef u een gebakje.
3. Hier heb je jouw pen.
4. Mijn moeder is een vrolijke vrouw.

jou/jouw, u/ uw, mij/ mijn

• Als je bezit aangeeft in combinatie met het woord 'van' gebruik je jou, u en mij.

1.  Die onvriendelijke toon van jou staat me niet aan.
2. Dat is een goed idee van mij.

Ezelsbruggetje

• Vervang jou/ jouw door je eigen naam.
• Hoor je een -s achter je naam? Dan schrijf je een -s.
  
  
• Bijvoorbeeld: Dat is jou/jouw boek.
• Dat is Piets boek.
• Je hoort een -s, dus: Dat is jouw boek.

Hendrik zet ... gegevens op de lijst.

1. jou
2. jouw

Dat ga ik meteen voor ... doen!

1. jou
2. jouw

... cake is het lekkerst!

1. Jou
2. Jouw

Ik heb het aan ... broer gevraagd.

1. jou
2. jouw

Wilt ... nog wat drinken?

1. u
2. uw

... telefoon is op de grond gevallen.

1. Mijn
2. mij

Gisteren vierden we ... verjaardag.

1. jou
2. jouw