Sterke en zwakke werkwoorden

Sterke en zwakke werkwoorden
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Sterke en zwakke werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Wat is een sterk werkwoord?

Slide 2 - Question ouverte

Wat is een zwak werkwoord?

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Vidéo

Sterke werkwoorden
Die veranderen in de verleden tijd van klank:
roepen-riepen
kopen-kochten

Slide 5 - Diapositive

Zwakke werkwoorden
Die veranderen in de verleden tijd niet van klank:
delen-deelden
praten-praatten

Slide 6 - Diapositive

Is het werkwoord sterk of zwak?
blaffen
A
Sterk
B
Zwak

Slide 7 - Quiz

Is het werkwoord sterk of zwak?
drinken
A
Sterk
B
Zwak

Slide 8 - Quiz

Is het werkwoord sterk of zwak?
rennen
A
Sterk
B
Zwak

Slide 9 - Quiz

Is het werkwoord sterk of zwak?
kijken
A
Sterk
B
Zwak

Slide 10 - Quiz

sterke werkwoorden
zwakke werkwoorden
Vliegen
dragen
praten
schrikken

Slide 11 - Question de remorquage

sterke werkwoorden
zwakke werkwoorden
ontbijten
fietsen
zwemmen
schrikken

Slide 12 - Question de remorquage