Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.
Éléments de cette leçon
Studielift
Omdat iedereen sneller en leuker kan leren!
Slide 1 - Diapositive
week 37
1. introductie
2. Waarom ga jij naar school?
3. Wat zijn je doelen?
Slide 2 - Diapositive
1. introductie
- werkboekje
- 3 x per week
Slide 3 - Diapositive
motivatie
- Luister naar het verhaal.
- Wat is het verschil tussen Leroy en Michael?
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
2. Mindset
- Mindset:De overtuigingen die we hebben over onze intelligentie, talenten en kwaliteiten
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Vidéo
Slide 9 - Vidéo
Stelling 1
Iemands intelligentie wordt bepaald bij geboorte. Je kunt hier niet veel aan veranderen!
A
Ik ben het hier helemaal niet mee eens.
B
Ik ben het hier niet echt mee eens.
C
Ik ben het hier deels mee eens.
D
Ik ben het hier helemaal mee eens.
Slide 10 - Quiz
Stelling 2 Ik ben nu eenmaal zoals ik ben, daar kan ik niet veel aan veranderen.
A
Ik ben het hier helemaal niet mee eens.
B
Ik ben het hier niet echt mee eens.
C
Ik ben het hier deels mee eens.
D
Ik ben het hier helemaal mee eens.
Slide 11 - Quiz
Stelling 3 Als ik een onvoldoende haal dan:
A
Komt het omdat de toets niet goed was.
B
Kijk ik naar wie het nog slechter heeft gedaan. “Gelukkig, ik was niet de slechtste!”
C
Kijk ik naar wie het beter heeft gedaan. Misschien zie ik iets bij hen wat ik de volgende keer anders kan doen.
D
Kijk ik naar welke vragen ik fout heb en hoe het komt dat ik deze fout heb zodat ik me de volgende keer beter kan voorbereiden.
Slide 12 - Quiz
Stelling 4 Ik leer voor elk vak op dezelfde manier.
A
Ja zeker, zo heb ik het altijd gedaan en het gaat meestal wel goed.
B
Ja, ik zou namelijk niet weten hoe ik het anders zou moeten doen.
C
Nee, ik kijk per vak op welke manier ik voor dat vak het beste kan leren.
Slide 13 - Quiz
Stelling 5: Als ik een 7 haal voor mijn favoriete vak dan
A
Maakt dat me eigenlijk niet zo veel uit, een voldoende is een voldoende.
B
Ben ik daar blij mee en denk ik nooit meer aan de toets.
C
Vind ik dat verschrikkelijk, ik wil graag een hoger cijfer halen.
D
Besef ik me dat dit best oké is maar kijk ik toch nog even wat ik niet goed heb gedaan zodat ik het de volgende keer beter kan doen.
Slide 14 - Quiz
Stelling 6 Je hebt mensen die goed zijn in talen en je hebt mensen die goed zijn in exacte vakken (wiskunde, natuurkunde etc.)
A
Ik ben het hier helemaal niet mee eens.
B
Ik ben het hier niet echt mee eens.
C
k ben het hier deels mee eens.
D
Ik ben het hier helemaal mee eens.
Slide 15 - Quiz
Stelling 7 Ik ben slecht in tekenen en ik zal dit ook nooit kunnen leren.
A
k ben het hier helemaal niet mee eens.
B
Ik ben het hier niet echt mee eens.
C
Ik ben het hier deels mee eens.
D
Ik ben het hier helemaal mee eens.
Slide 16 - Quiz
Stelling 8 Ik leer omdat
A
Ik een voldoende wil halen voor een toets. Dit geeft een fijn gevoel.
B
Ik mezelf wil ontwikkelen. Dit geeft een fijn gevoel.
C
Ik dit nu eenmaal moet van …. [iemand].
D
Ik een specifiek doel heb voor mijn toekomst. Hiervoor ben ik mij vast aan het voorbereiden.
Slide 17 - Quiz
Stelling 9 Als iemand anders heel goed is in [jouw hobby] dan
A
Ben ik best wel een beetje jaloers op diegene.
B
Kijk ik heel erg tegen diegene op. Ik zal nooit zo goed worden.
C
Kijk ik tegen diegene op en kijk ik hoe hij/zij het doet zodat ik dit na kan doen. Ik wil ook zo goed worden!
D
Maakt dat me niks uit. Ik zoek het zelf wel uit!
Slide 18 - Quiz
Stelling 10 Als ik moet kiezen tussen een makkelijke en een uitdagende puzzel dan kies ik
A
De makkelijke puzzel
B
De uitdagende puzzel
Slide 19 - Quiz
3. doelen stellen
- Waarom doelen stellen?
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Vidéo
Waarom is het belangrijk om doelen te stellen?
Slide 22 - Question ouverte
Er zijn leerlingen met een vaste ofwel .......................... mindset en leerlingen met een groei ofwel ........................... mindset.
Leerlingen met een fixed mindset zien .................................... als .................................. dat ze dom zijn.
Leerlingen met een growth mindset zien ................................... als een ................................. van leren.
Leerlingen met een fixed mindset geloven dat hun ..................................... onveranderbaar is.
Leerlingen met een growth mindset geloven dat ze............................................ slimmer kunnen worden.
Wanneer leerlingen een fixed mindset .................................., dan hebben zij de neiging om ................................... of........................... de schuld hiervan te geven.
Leerlingen met een ............................. mindset geloven dat ...................................... helpt om ergens beter in te worden.