2ha1 - herhalen chap5

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Planning

8 juni - chapitre 6 s.o.
15 juni - vocabulaire toets chap3

1. werkwoorden op -er (Quizlet)

2. s.o. chap6 ABCD / avoir-être-faire

              

Prends ton portable

Prends ton cahier si tu n'as pas ton portable.

(timer 20 sec)

ik zwem

1. je nage
2. j'ai nagé
3. on a nagé
4. on nage

wij praten

1. on parlé
2. nous parlons
3. on a parlé
4. vous parlez

kletsen

1. bavarder
2. parler
3. discuter
4. organiser

hij komt thuis

1. elle rentre
2. il a rentré
3. il rentré
4. il rentre

hij gaat slapen

1. elle va dormir
2. il va dormir
3. il dromir

Vul de présent in.

1 (Zij werkt) ________________ à huit heures et demie.
2 (Wij fietsen) _________________ tous les samedis

Antwoorden

1. Elle travaille

2. On fait du vélo / nous faisons du vélo

Vul de passé composé in.

1 (Ik heb gehad) _________________ de bonnes vacances
2 (Jullie hebben gekeken) ________________ la télé hier soir ?

Antwoorden

1.  J'ai eu

2. Vous avez regardé

Bekijk de openingstijden.

1. Hoe laat is het zwembad open voor volwassenen?

2. Kun je tussen 9-10 uur (ochtend) zwemmen als volwassene?

1. Hoe laat is het zwembad open voor volwassenen?

2. Kun je tussen 9-10 uur (ochtend) zwemmen als volwassene?

Quelle heure est-il ?

Klokken tekenen

1. Il est neuf heures dix.

Het is 9 uur.

2. Il est midi.

Het is 12 uur s'middags.

Wat betkent 'quelle' in de vraag "quelle heure est-il ?

1. welke / wat
2. wanneer
3. hoe

Telefoons weg