Geld les 1
1 / 16
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Lien
Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!
€17,-
Slide 3 - Question de remorquage
Welke munt is groter?
A
1 euro
B
50 eurocent
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Diapositive
Hoeveel geld heb je nu?
+
+
+
A
10 euro
B
100 euro
C
1 euro
D
10 cent
Slide 6 - Quiz
Wat koop jij met geld?
Slide 7 - Carte mentale
Hoeveel geld heb je nu?
+
+
A
15 cent
B
15 euro
C
1,50 euro
D
1,50 cent
Slide 8 - Quiz
Wat is duurder:
een plastic tas uit de supermarkt of een fles cola?
een plastic tas uit de supermarkt of een fles cola?
A
plastic tas uit de supermarkt
B
fles cola
Slide 9 - Quiz
Kan ik het kaartje kopen
met mijn geld?
met mijn geld?
A
B
C
D
Slide 10 - Quiz
Wie zegt dit altijd:
Nee je mag geen geld lenen.
Nee je mag geen geld lenen.
A
Dagobert Duck
B
Donald Duck
C
Guus Geluk
D
Katrien Duck
Slide 11 - Quiz
Wie spaart er geld om er iets van te kopen?
Slide 12 - Carte mentale
Wat is het meeste waard?
A
0.50 cent
B
0.25 cent
C
0.30 cent
D
0.33 cent
Slide 13 - Quiz
Wat is meer waard:
3 keer 1 euro
of
2 keer 2 euro
3 keer 1 euro
of
2 keer 2 euro
A
3 keer 1 euro
B
2 keer 2 euro
Slide 14 - Quiz
Je hebt 10 euro, wat kun je hier ongeveer voor kopen?
A
Nieuwe Ipad
B
Lolly
C
Nieuwe schoenen
D
Boek
Slide 15 - Quiz
Wat vonden jullie van deze les?
