5V_H9_Zuren en basen basis oefenen

5V Zuren en basen 






Koningswater lost de "koning der metalen", Goud op
dit is een mengsel van zoutzuur en salpeterzuur
1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

5V Zuren en basen 






Koningswater lost de "koning der metalen", Goud op
dit is een mengsel van zoutzuur en salpeterzuur

Slide 1 - Diapositive

Wanneer is een oplossing zuur, neutraal of basisch?
Zuur
Neutraal
Basisch
pH > 7
pH < 7
pH = 7

Slide 2 - Question de remorquage

Zuur
Base
Neutraal
pH 7
pH 0
pH 14

Slide 3 - Question de remorquage

Hoe zat het ook al weer met de zuur base indicatoren?

Slide 4 - Diapositive

Welke kleur krijgt de indicator thymolblauw bij pH = 10,0
A
rood
B
geel
C
groen
D
blauw

Slide 5 - Quiz

Welke kleur krijgt de indicator broomcresolgroen bij pH = 5?
A
geel
B
groen
C
blauw
D
kleurloos

Slide 6 - Quiz

Welke kleur krijgt de indicator thymolftaleïen bij pH = 12?
A
geel
B
groen
C
blauw
D
kleurloos

Slide 7 - Quiz

kleur van de indicator bij pH van 8,9
broomkresolgroen
fenolrood
thymolblauw
geel
rood
oranje
blauw
groen

Slide 8 - Question de remorquage

Wat weet jij over de pH-waarde van een oplossing als de indicator methyloranje geeloranje kleurt?

Slide 9 - Question ouverte

Welke stoffen zijn ook al weer zuur en welke basisch?

Slide 10 - Diapositive

tabel 49

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

BASE
ZUUR
Zuur of base? Sleep de formules naar het juiste vak. 

Slide 14 - Question de remorquage

Geef de correcte chemische notatie voor een HCl-oplossing
A
HCl (aq)
B
H (aq) + Cl (aq)
C
H+(aq)+Cl(aq)
D
H3O+(aq)+Cl(aq)

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste chemische notatie van natronloog.
A
NaOH (aq)
B
NOH (aq)
C
Na+(aq)+OH(aq)
D
NaO(aq)+H+(aq)

Slide 16 - Quiz

Zuren en basen deel II (vervolg)
het zuurrestion van 
di-ethynyl benzeen 

Slide 17 - Diapositive

Wat is de juiste notatie van waterstoffluoride-oplossing in een zuur/base-reactie?
A
HF(l)
B
HF(aq)
C
H3O+(aq)
D
H3O+(aq)+F(aq)

Slide 18 - Quiz

 rekenen...

Slide 19 - Diapositive

voorbeeld (sterk zuur of sterke base)

Slide 20 - Diapositive

Significantie:

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Bereken de pH voor 0,13M zoutzuur oplossing
A
1,77
B
0,59
C
0,89
D
1,88

Slide 23 - Quiz

Bereken de pH voor 0,13M zwavelzuur oplossing
H2SO4
= zwavelzuur
A
1,77
B
0,59
C
0,89
D
1,88

Slide 24 - Quiz

Bereken de pH van een 3 M salpterzuur-oplossing
(zoek op in tabel 66B en 49)
A
0,48
B
-0,48
C
0,5
D
-0,5

Slide 25 - Quiz

Bereken de pOH van een 0,040 M kaliloog oplossing.
A
-1,39
B
-1,40
C
+1,40
D
1,398

Slide 26 - Quiz

Bereken de [OH-] van een oplossing met pOH=5,45. Let op significantie.
A
3,55x10-6 mol L-1
B
2,70x10-3 mol L-1
C
2,7x10-3 mol L-1
D
3,5x10-6 mol L-1

Slide 27 - Quiz

De pOH van een kaliloogoplossing is 11,30. Wat is de concentratie [H3O+] van deze oplossing?
A
2,0 x 10-3 M
B
5,0 x 10-12 M
C
2,5 x 10-3 M
D
4,0 x 10-12 M

Slide 28 - Quiz

pH berekenen zwak zuur 

Slide 29 - Diapositive




Omdat water het oplosmiddel is kunnen we deze uit de evenwichtsvoorwaarde weghalen. Het water zelf heeft in water immers geen/een vaste concentratie.

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Het zwakke zuur HCOOH heeft een molariteit van 0,40 M. Bereken de pH van deze oplossing. Kz = 1,8 10^-4
A
pH=8,49
B
pH = 2,07
C
pH = 2,1
D
pH = 0,98

Slide 38 - Quiz

We nemen 3 oplossingen van de volgende basen:
CaO - NaOH - CO3 2-
Welke oplossing heeft de hoogste pH?
A
CaO
B
NaOH
C
CO3 2-
D
Alle drie hebben dezelfde pH

Slide 39 - Quiz

Binas tabel 49
CaO + H2O -> Ca2+ + 2 OH-

NaOH -> Na+ + OH-

CO3 2- + H2O <-> HCO3- + OH-

Sterkste base -> hoogste pH

Slide 40 - Diapositive

Er wordt 100mL 0,1 M fosforzuur (H3PO4) gemengd met een overmaat 100mL 0,5 M natronloog (NaOH).
Wat is de molverhouding van de reactie
tussen het zuur en de base?
A
1 : 2
B
1 : 3
C
1 : 1
D
1 : 4

Slide 41 - Quiz

BASE
ZUUR
Zuur of base? Sleep de formules naar het juiste vak. 

Slide 42 - Question de remorquage

zuur-base reacties
Fosforzuur = H3PO4, driewaardig zwak zuur
Natronloog = NaOH, sterke base                         aflopende reactie!

Reactie = H3PO4 + 3 OH-  -> PO4 3- + 3 H2O
Molverhouding H3PO4 : OH- = 1 : 3

Slide 43 - Diapositive

Er wordt 100mL 0,1 M fosforzuur (H3PO4) gemengd met een overmaat 100mL 0,5 M natronloog (NaOH).
Wat is de [OH-] van het
mengsel dat overblijft?
A
0,4 M
B
0,2 M
C
0,1 M
D
0,5 M

Slide 44 - Quiz

Rekenen aan zuur-base reacties
Reactie = H3PO4 + 3 OH- -> PO4 3- + 3H2O
H3PO4: 100 mL x 0,1 M = 10 mmol
NaOH: 100mL x 0,5 M = 50 mmol

[OH-] = 20 mmol / 200 mL = 0,1 M 

H3PO4
OH-
B
10
50
O
-10
-30
E
0
20

Slide 45 - Diapositive

Zijn dit wel of geen redoxreacties, sleep naar het juiste blok.
GEEN Zuur-Base Reactie
Zuur-Base Reactie
HCN + OH- --> CN- + H2O
BaCl2 --> Ba2+ + 2 Cl-
2 HCl + Mg --> H2 + Mg2+
H2SO4 + CO32- --> H2O + CO2 + SO42-

Slide 46 - Question de remorquage

Is het een zuur, base of beide? Sleep naar het juiste blok
Zuur
Zuur & Base
Base
OH-
HNO3
HCl
CH3COO-
HPO42-
HCO3-
O2-
H2PO4-
NH3

Slide 47 - Question de remorquage

De reactie tussen zoutzuur en natronloog wordt als volgt weergegeven:
HCl + OH-  --->   Cl- + H2O
A
juist
B
niet juist

Slide 48 - Quiz

+
+
+
Geef de vergelijking van de reactie tussen een overmaat zoutzuur en een schepje kaliumoxide. Sleep de gele componenten naar de juiste plek.
K2O
2 H3O+
2 K+
3 H2O

Slide 49 - Question de remorquage

Antwoord
K2O  +  2 H3O+    --->    2 K+  +  3 H2O

Slide 50 - Diapositive

+
+
+
Geef de vergelijking van de reactie tussen een overmaat kaliloog en zwavelzuur. Sleep de gele componenten naar de juiste plek.
H2SO4
2 OH-
SO42-
2 H2O

Slide 51 - Question de remorquage

Antwoord
H2SO4  +  2 OH-    --->    SO42-  +  2 H2O

Slide 52 - Diapositive

Een zure oplossing heeft een pH van 3,43. Bereken
[H3O+]
A
1,4107M
B
2,7103M
C
3,7104M
D
0,54 M

Slide 53 - Quiz