Hoofdstuk 32 - De broer van Paul

Hoofdstuk 32 - De broer van Paul
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Speciaal OnderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 32 - De broer van Paul

Slide 1 - Diapositive

Lezen
Lees de tekst.
Ken je een woord niet? Zoek het op!
Zoek niet de hele zin op!
Probeer zelf te lezen, niet met Google Translate.
Schrijf nieuwe woorden op! 

Slide 2 - Diapositive

Lees de tekst
Paul pakt een groot stuk pizza. 
Hij zegt: 'Mijn broer Jos uit Spanje komt volgende week vrijdag.'
'O, wat leuk!' zegt Paula. 'Ik wil je broer graag zien.
We kunnen samen Spaans praten!'
Paul pakt nog een stuk pizza. Hij lacht.
'Jij moet geen Spaans praten,' zegt hij. 'Jij moet Nederlands praten.' 

Slide 3 - Diapositive

Waar is Jos geboren?
A
in Spanje
B
in Nederland

Slide 4 - Quiz

Paul eet veel pizza
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Waarom mag Paula geen Spaans praten?
A
Dat kan Paul niet verstaan
B
Paula kan geen Spaans praten
C
Paula moet Nederlands leren

Slide 6 - Quiz

Paula vindt het spannend dat Jos komt
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Lees de tekst
Paula lacht ook. 'Ja ja,' zegt ze. 
Paul vertelt over zijn broer Jos: 
'Jos woont al twee jaar in Spanje. Hij woont in de stad Barcelona. Hij huurt een kamer in een mooi huis. Het huis is dicht bij de zee.'
'Wat leuk!' roept Paula. 'En hoe komt hij naar Nederland?
Met de auto? Met de trein? Met het vliegtuig?'


Slide 8 - Diapositive

Waar woont Paul?
A
in een klein dorp aan de kust
B
in een grote stad

Slide 9 - Quiz

Paul heeft een groot huis in Spanje
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Wat vraagt Paula?
A
Wanneer komt Jos?
B
Met welk voertuig komt Jos?
C
Hoe laat komt Jos?

Slide 11 - Quiz

Waar is het huis?
A
B
C

Slide 12 - Quiz

Lees de tekst
Paul zegt: 'Jos komt met het vliegtuig naar Amsterdam. En hij gaat met de trein van Amsterdam naar Groningen.'
Paul pakt het laatste stuk pizza. 
Hij zegt: 'Ik wil Jos van het station ophalen. We gaan dan samen met de fiets naar mijn huis.' Hij kijkt naar Paula. 'Wil je mee naar het station?' vraagt hij. 'Mag ik mee naar het station?' vraagt Paula. Ze lachen allebei. 'Oké,' zegt Paul, 'we gaan samen!'

Slide 13 - Diapositive

Jos komt met twee voertuigen naar Groningen. Welke voertuigen?

Slide 14 - Question ouverte

Paul eet de pizza op.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Hoe gaan Jos en Paul naar huis?
A
wandelen
B
met de auto
C
met de trein
D
met de fiets

Slide 16 - Quiz

Paula gaat mee naar het station
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz