(2 kader) Genotmiddelen - drugs

Genotmiddelen
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 300 min

Éléments de cette leçon

Genotmiddelen

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
Herhalen 1.4 Roken
Nieuwe theorie: 1.5 Drugs
2e uur:
1.6 wetten, regels en hulp
--> Afronden van thema 1:
S.O. thema 1 - 13 oktober paragraaf 1.1 t/m 1.6
Presentatie over verslaving - 20 oktober

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je nog?


Wat weet je nog over alcohol?

Slide 3 - Diapositive

Wat weet je nog?


Wat weet je nog over roken?

Slide 4 - Diapositive

Terugblik

Slide 5 - Diapositive

1.4 Roken
Nicotine: verslavende stof

Teer: zwarte kleverige stof, deze blijft plakken in je luchtpijp en longen. Hierdoor ga je hoesten. Je kunt ook longkanker krijgen van teer. 

Slide 6 - Diapositive

1.4 Roken
Als je rookt, adem je koolstofmonoxide in.
Door deze stof kan het bloed minder goed zuurstof vervoeren.
Daardoor krijg je een slechtere conditie.

passief roken =
niet zelf roken, maar de tabaksrook van anderen inademen
Bij passief roken krijg je ook schadelijke stoffen binnen!

Slide 7 - Diapositive

Stoffen in een sigaret

Slide 8 - Diapositive

Sleep het gevolg naar de bijbehorende giftige stof
nicotine
teer
koolmono-oxide

minder zuurstof

verslavend effect

plakt aan longwand

Slide 9 - Question de remorquage

Slide 10 - Diapositive

Wat weet je over drugs?

Slide 11 - Carte mentale

Slide 12 - Vidéo

Drugs
Drugs zijn stoffen die je hersenen beïnvloeden.

Ze kunnen:
- verdoven                               (downers)
- oppeppen                              (uppers)
- je bewustzijn veranderen      (trippers)

Voorbeelden van drugs:
- Tabak en  Alcohol
- Soft- en harddrugs (hasj, wiet, cocaïne)
- Slaap- en kalmeringsmiddelen
- Cafeïne en XTC

Het kan je ontspannen en laat je dingen (een moment) vergeten.

Drugs beïnvloedt je hersenen:
Het denken, voelen en 
wat je om je heen ziet en hoort.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Drugs kun je verdelen in 2 groepen



 Softdrugs:  Voorbeelden zijn Hasj en Weed, tabak en Cafeïne.  Softdrugs zijn minder schadelijk voor de gezondheid dan harddrugs (dat wil niet zeggen dat ze niet schadelijk zijn). In Nederland zijn ze in beperkte mate legaal en mogen verkocht worden bij Coffeeshops.

Slide 15 - Diapositive

Drugs kun je verdelen in 2 groepen


Harddrugs:  Voorbeelden zijn Cocaïne, GHB, Heroïne, LSD, XTC en Amfetamine. Harddrugs zijn drugs met een onaanvaardbaar risico voor de gezondheid. Ze zijn illegaal en het bezit van deze middelen is strafbaar.


Slide 16 - Diapositive

1.5 Drugs

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

1.5 Drugs
Drugs = stoffen waardoor je gevoelens en gedrag veranderen

Er zijn verschillende soorten drugs:
- Verdovende middelen (ontspannen, slaperig): heroine, GHB en slaapmiddelen (downers)
- Stimulerende middelen (wakker, actief): cocaine en XTC (uppers)
- Bewustzijnsveranderende middelen (hallucineren): cannabis en paddo's (trippers)



Slide 19 - Diapositive

1.5 Drugs
cannabis:
- wiet of hasj
- werken verdovend: je wordt er relaxed van
- kan hallucinerend werken
- verslavend
- kan leefstijlziekten veroorzaken
- kan er minder vruchtbaar van worden

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

1.5 Drugs
XTC:
- meestal pillen
- geeft energie: je lichaam wordt moe, maar je merkt het niet
- uitputting/bewusteloosheid
- kan verslavend zijn
- slecht voor je hersenen
- soms schadelijke stoffen in pillen (laat het testen!!)


Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Genotmiddel?
Van genotmiddelen kun je genieten, vandaar het woord genotmiddelen. 
Genotmiddelen worden door bijna iedereen gebruikt. 
Bij genotmiddelen kun je denken aan:
thee, koffie, cola, alcohol, tabak, chocolade, drugs enz.
 
Wanneer je een genotmiddel gebruikt, krijg je er een lekker gevoel van.
Voor veel mensen is het gebruik ervan een gewoonte geworden.
Ze gebruiken het zonder erbij na te denken.

Stoppen met iets waaraan je gewend bent, kan heel moeilijk zijn.

Slide 24 - Diapositive

1.5 Drugs
Sommige mensen kunnen niet stoppen met drugs gebruiken. Ze zijn dan verslaafd.

Als een verslaafde de drugs niet gebruikt, voelt hij zich ziek.
Zijn lichaam kan niet meer zonder de drugs.

Slide 25 - Diapositive

Verslaafd: 
Je kunt niet stoppen met een genotmiddel
Lichamelijk verslaafd: 
Als je stopt met een genotmiddel krijg je lichamelijke klachten.
Dit zijn afkickverschijnselen, zoals hoofdpijn, trillen en zweten.
Je lichaam wil eigenlijk niet zonder het middel.
 
Geestelijk verslaafd.
Je denkt dat je niet zonder genotmiddel kan. Je voelt je niet prettig.
Je kunt alleen maar aan het genotmiddel denken.

Sociaal verslaafd.
Je mist het contact met de mensen met wie je een genotmiddel gebruikt.

Slide 26 - Diapositive

VRAGEN??

Slide 27 - Diapositive

Pak je laptop erbij
Maken 1.5 Drugs 
--> opdrachten 33 t/m 37

--> Klaar? 
Verwerkingsopdracht drugs maken.



Klascode: 
2K1  550695 
2K2 866451
2K3 154206

Slide 28 - Diapositive

Deel de drugs in volgens de indeling 'soft- en harddrugs' 
SOFTDRUGS
HARDDRUGS

Slide 29 - Question de remorquage

Zet het plaatje van de drug bij het effect dat deze heeft
bewustzijns-
verruimend
verdovend
opwekkend

Slide 30 - Question de remorquage

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Op welke cellen zet koolstofmono-oxide zich vast?
A
rode bloedcellen
B
bloedplaatjes
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma

Slide 34 - Quiz

Hoe noem je het wanneer mensen in heel korte tijd heel veel glazen alcohol drinken?
A
indrinken
B
comazuipen
C
binge-drinken

Slide 35 - Quiz

Hoe noem je het wanneer mensen bij iemand thuis alcohol gaan drinken voor het uitgaan?
A
indrinken
B
comazuipen
C
binge-drinken

Slide 36 - Quiz

Hoe noem je het wanneer iemand het bewustzijn verliest door het drinken van veel alcohol?
A
indrinken
B
comazuipen
C
binge-drinken

Slide 37 - Quiz

Wat is een 'bad trip"?
A
heel angstig en somber zijn
B
heel blij en opgewekt zijn
C
de verkeerde drugs krijgen van de dealer
D
cocaïne die gemengd is met alcohol

Slide 38 - Quiz