4GT taalverzorging H 1 - H 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 4

Huiswerk controle 

Lesdoelen herhalen

Huiswerk nakijken

Hoofdstuk 2 taalverzorging 

Les evalueren 

Ik weet wanneer ik een hoofdletter moet gebruiken en wanneer niet.

Ik kan 3 plekken aanwijzen waar ik een komma neer moet zetten in een zin. 

Ik kan op 3 manieren citeren

Ik kan een persoonsvorm goed spellen in de zin.

Ik weet hoe ik een onvoltooid deelwoord en een voltooid deelwoord goed schrijf. 

Ik kan van een werkwoord een bijvoeglijknaamwoord maken.

Ik kan het verschil tussen kennen en kunnen uitleggen

Ik kan het verschil tussen leggen en liggen uitleggen

Blz. 30 - 31 

Nakijken

Afspraken over nakijken:

• Alle antwoorden staan goed in je schrift
• Gebruik een andere kleur pen
• Werk netjes

Opdracht 1

1 Silke ligt nu al de hele middag op de bank series te kijken.

2 We moesten voor de les onze mobieltjes in een speciale kast leggen.

3 Afgelopen zomer lag Emma het liefst de hele dag op het strand.

4 Wat lag / ligt daar voor smerigs op de stoep?

5 Na de mislukte auditie legde / legt Sam troostend een hand op zijn zusjes schouder.

6 Waar op zolder heb je de kampeerspullen gelegd? 

 

Opdracht 2

1 De driejarige Tycho kent nu al alle automerken.

2 Kunt u uw achternaam straks even voor mij spellen?

3 Als beveiliger moet je snel kunnen reageren, als er wat gebeurt.

4 Voor je theorie-examen moet je de verkeersregels goed kennen.

5 Abe vindt het een prettig idee dat hij kan reanimeren.

6 Vroeger kende opa alle verjaardagen van zijn kleinkinderen uit zijn hoofd.

Opdracht 3

1 Marnix gaat de opleiding journalistiek doen, want hij wil journalist worden.

2 Toen Esmee op haar fiets wilde stappen, zag ze dat de band lek was.

3 Wil jij volgende week voor mij invallen bij mijn krantenwijk?

4 Noud had graag mee gewild naar de studio van De Wereld Draait Door.

5 Door veel nieuwsapps te downloaden, wil ik op de hoogte blijven van het nieuws.

6 Wilt u de oude kranten in afgesloten dozen doen, alstublieft?

Opdracht 4

1 Mijn sleutel ligt op tafel, maar ik heb hem daar niet gelegd.

2 Scherpstellen heeft deze amateurfotograaf nog nooit gekund.

3 De zanger wil het interview voor de publicatie graag lezen.

4 Hoe kan het toch dat je die nieuwslezeres niet kent?

5 Wil je nog leren surfen of kan je dat al?

6 Mijn broer wilde het niet geloven, maar ik kende Afrojack echt niet.

Opdracht 5*

1 De minister lag / ligt onder vuur na zijn opmerkelijke uitspraken.

2 Je moet de lat niet te hoog leggen, want een zes is ook voldoende.

3 Mijn vader gaat zelf de heg snoeien, want de tuinman heeft dat klusje laten liggen.

4 Mila is best goed in hoogspringen, maar verspringen ligt haar nog beter.

5 Alex kan niet zo goed timmeren; hij is er gewoon niet voor in de wieg gelegd.

6 Het museum heeft voor miljoenen euro’s de hand gelegd op een net ontdekt schilderij van Rembrandt.

Aan elkaar of los

Uitleg: aan elkaar of los

1. Werkwoorden met voorzetsels

2. Samengestelde zelfstandige naamwoorden

3. Samengestelde aardrijkskundige namen

4. Voorzetsels met woorden als er-, daar-, hier- en waar-

5. Twee voorzetsels die achterelkaar staan. Bijvoorbeeld bovenop

	Boek
Wat?	blz. 60 - 61 Opdracht 1 - 2 - 3 - 4 - 5
Hoe?	Zelfstandig
Hoe lang?	25 minuten
Resultaat?	Huiswerk af
Klaar?	Woordenschat hoofdstuk 1 blz. 26 t/m 29