Maandag 21-10
1 / 46
La durée de la leçon est: 120 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Lien
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Zet de komma op de juiste plaats:
Voordat we op vakantie gaan moeten we onze kat naar de buren brengen.
Voordat we op vakantie gaan moeten we onze kat naar de buren brengen.
Slide 9 - Question ouverte
Zet de komma op de juiste plaats:
Nu ik in Griekenland op vakantie geweest ben wil ik nooit meer ergens
anders heen.
Nu ik in Griekenland op vakantie geweest ben wil ik nooit meer ergens
anders heen.
Slide 10 - Question ouverte
Slide 11 - Diapositive
Zet een dubbele punt op de juiste plaats in de zin:
Eet in India niet bij verkopers op straat het eten is daar vaak niet hygiënisch bereid.
Eet in India niet bij verkopers op straat het eten is daar vaak niet hygiënisch bereid.
Slide 12 - Question ouverte
Zet een dubbele punt op de juiste plaats in de zin:
Boek op tijd een reis doe dat minstens een maand van tevoren.
Boek op tijd een reis doe dat minstens een maand van tevoren.
Slide 13 - Question ouverte
Zet een dubbele punt op de juiste plaats in de zin:
Onze reisleider is niet hier hij is naar het toilet.
Onze reisleider is niet hier hij is naar het toilet.
Slide 14 - Question ouverte
Zet een dubbele punt op de juiste plaats in de zin:
De piramides waren het bezichtigen waard ik heb nog nooit zoiets moois gezien.
De piramides waren het bezichtigen waard ik heb nog nooit zoiets moois gezien.
Slide 15 - Question ouverte
Zet een dubbele punt op de juiste plaats in de zin:
Zijn ID-kaart is niet kwijt ik heb hem gisteren nog zien liggen.
Zijn ID-kaart is niet kwijt ik heb hem gisteren nog zien liggen.
Slide 16 - Question ouverte
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Lien
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Diapositive
Reken uit:
2 x 4 =
2 x 4 =
Slide 33 - Question ouverte
Reken uit:
4 x 7 =
4 x 7 =
Slide 34 - Question ouverte
Reken uit:
3 x 6 =
3 x 6 =
Slide 35 - Question ouverte
Reken uit:
6 x 6 =
6 x 6 =
Slide 36 - Question ouverte
Reken uit:
3 x 9 =
3 x 9 =
