PO Celebraciones/ Feestdagen A1

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Wat weet je over de feestdagen in Spaanstalige landen?

Slide 5 - Carte mentale

Feestdagen / celebraciones
In alle Spaanstalige landen heb je verschillende feestdagen.
Je wilt in de zomervakantie naar een land gaan en een plek bezoeken waar een traditionele feestdag wordt gehouden.
Kies een land, vervolgens ga je informatie zoeken over de feestdag dat in het land wordt gehouden.


Slide 6 - Diapositive

Países / landen

Slide 7 - Diapositive

    Sanfermines (6 – 14 de julio)
    Las Fallas (15 – 19 de marzo)
    Las Hogueras de San Juan (20 – 24 de junio)
    Moros y Cristianos (abril, septiembre)
    Feria de Abril (abril)
    El carnaval (febrero)
    La Tomatina (agosto)

Slide 8 - Diapositive

TAREA
In groepjes van drie gaan jullie een:
poster of  een boekje of een Powerpoint/ video maken over de gekozen feestdag.
Je zoekt foto's/ plaatjes en schrijft tenminste één zin bij elke foto op.
Jullie moeten minimaal 10 foto's hebben.
De volgende informatie moet je hebben:

Slide 10 - Diapositive

Informatie zoeken / Busca información
Escribe un guion escrito donde aparezca:

  •     Descripción de la fiesta y sus orígenes.                  Beschrijving van de feest en oorsprong?
  •     Sus características.                                                           Kenmerken
  •     Motivo.                                                                                     waarom wordt het gevierd?
  •     Localización.                                                                         Waar wordt het gevierd? Waanner?
  •     Formas de participación (baile, vestimenta, comida, música).Hoe wordt het gevierd?
  •     Participantes.                                                                         Wie doen er allemaal mee?
  •   ¿Se celebra en otros países también?                          Wordt het ook in andere landen gevierd?

Slide 11 - Diapositive

Stappen / Proceso
STAP 1                                                 Paso 1
Verdeel het werk:
Wie gaat de foto's zoeken over het land/ feest?
Wie gaat woorden opzoeken in het Spaans?
Wie gaat informatie zoeken om in het Spaans de zinnetjes te schrijven?
Wie gaat de Lay -0ut maken?

Slide 12 - Diapositive

Stap 2          Paso 2
Zoek informatie en foto's 
Bronnen:
Fiestas en España: https://youtu.be/lrxjLhD5Ng4
Fiestas / feesten in Spanje: https://www.spaansedroomhuizen.com/top-10-mooiste-feesten-in-spanje/

Slide 13 - Diapositive

Stap 3                     Paso 3
Schrijf de zinnetjes op
Controleer of je alle informatie hebt
Heb je de  10 zinnetjes op papier goed geschreven?
Vraag feedback aan een andere groepje over je werk.
Verbeterd het werk en lever in via Magister.
Heb je je werk online? Je plakt de link op een word document samen met je zinnetjes en deel de link via Magister.

Slide 14 - Diapositive

Beoordelingsrubric

Slide 15 - Diapositive

ejemplo
Se celebra del 15 al 19 de marzo en Valencia.
Valencia está en España. 
Está dedicada 
a San José.
Antes los carpinteros prendían fuego los trastos viejos el  19 de marzo, así comenzó la fiesta de las fallas
Esta chica es fallera. Lleva un vestido azul y pendientes
Niños con traje tradicional
En las fallas hay música, fuego, pirotecnia.
Mascletà 
hay mucho ruido por los petardos
las fallas de 2021 se celebraron en septiembre. Se queman las fallas.
traje de fallero  cucaracha, porque tiene un pantalones negros y chaqueta negra. Cucaracha significa kakkerlak en holandés. 
Participan de la fiesta las personas de Valencia y muchos turistas.
No se celebra en otra parte del mundo

Slide 16 - Diapositive

handige zinnetjes
1.Se celebra en...
2.Participan de la fiesta...
3.No se celebra en otro lado.
4.Las personas bailan, cantan y se disfrazan.
5.Hay mucha/ poca gente.

1.Het wordt in....gevierd.
2.Deelnemers ....
3.Het wordt niet ergens anders gevierd.
4.De mensen dansen, zingen en gebruiken een kostuum/ pak.
5.Er zijn veel / weinig mensen

Slide 17 - Diapositive