les van 16/9




argumentatie

* het verschil tussen feitelijke en niet-feitelijke argumenten
* argumentatiestructuren. 


1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon




argumentatie

* het verschil tussen feitelijke en niet-feitelijke argumenten
* argumentatiestructuren. 


Slide 1 - Diapositive

Feitelijke argumenten

Een feitelijk argument is waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden.

Voorbeeld
Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.


Slide 2 - Diapositive

Niet-feitelijke argumenten

Over een niet-feitelijk argument kan je van mening verschillen en daarom moet zo’n argument ondersteund worden.

Voorbeeld

- Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop vind ik veel prettiger .

Met het argument ‘want die bioscoop vind ik veel prettiger’ zal niet iedereen het eens zijn en dat argument behoeft ondersteuning. Argumenten die je daarvoor zou kunnen aanvoeren zijn bijvoorbeeld: ‘de stoelen zijn er erg prettig’ en ‘op elke stoel heb je goed zicht op het filmdoek’.

Slide 3 - Diapositive

De smartphone is onmisbaar. Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk argument

Slide 4 - Quiz

Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk argument

Slide 5 - Quiz


Argumenten kun je herkennen aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.

Of aan de woorden ik vind....., ik ben van mening...

Slide 6 - Diapositive

Opdracht bij video 'Arjen Lubach'
Lees eerst de volgende vragen: 
- Wat is zijn standpunt?
- Welke argumenten geeft hij?
- Zijn dit feitelijke argumenten of niet-feitelijke argumenten?

Slide 7 - Diapositive

0

Slide 8 - Vidéo

Les 1


- Bekijk het filmpje over argumentatestruren.
Maak hierbij aantekeningen. 
Noteer het verschil tussen feitelijke en niet-feitelijke argumenten 

Slide 9 - Diapositive

0

Slide 10 - Vidéo