Grammar Articles (lidwoorden)

Engels
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Engels

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we deze les doen?

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel?
Aan het einde van de les weet je welke lidwoorden er zijn en kan je ze ook toepassen. 

Slide 3 - Diapositive

Lidwoorden

Slide 4 - Carte mentale

Klinkers/medeklinkers.
Tips:                                                                                                                           1. Medeklinkers: b,c,d,f enz...                                                                          Het woord medeklinkers is langer dan klinkers.                                    2. Klinkers: a,e,i,o,u. Pausmobiel/ oei,au.   Vb: Oei zeg je als je iets onhandigs doet, bijvoorbeeld zwaaien met een bijl. Au zeg je als de bijl je raakt en het zeer doet.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Lidwoorden (articles)

  1. Welke drie lidwoorden zijn er?
  2. Wanneer gebruik je welk lidwoord?

Slide 7 - Diapositive

lidwoord a (een).
  • a gebruik je als een woord begint met een medeklinker (b,c,d,f,..)
      vb: a house/ a book.

  • Uitspraak: begint een woord met een medeklinker, maar    hoor je een klinkerklank, dan gebruik je an.
     vb: an hour. De 'h' wordt niet uitgesproken en je hoort 'ou'.

Slide 8 - Diapositive

uitleg lidwoord an.
  • an gebruik je als een woord begint met een klinker (a,e,i,o,u).
       vb: an orange/ an apartment.

  • Uitspraak: begint een woord met een klinker, maar hoor je een medeklinkerklank dan gebruik je a.
    vb: a uniform. Je hoort een 'j'.


Slide 9 - Diapositive

Het lidwoord (article) the.
  • The betekent 'de' of 'het'.
  • Je gebruikt het bij enkelvoud als bij meervoud. bv: the houses in this street are all the same.
  • Als je specifiek een tijd aangeeft.

Slide 10 - Diapositive

Lesdoel behaald?
Aan het einde van de les weet je welke lidwoorden er zijn en kan je ze toepassen.


Zijn er nog vragen?

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Wanneer gebruik je het lidwoord a?
A
Woorden die beginnen met b,c,d,f enz...
B
Woorden die beginnen met een a,e,i,o,u.
C
enkelvoud en meervoud.

Slide 13 - Quiz

Wanneer gebruik je het lidwoord an?
A
Woorden die beginnen met een b,c,d,f enz...
B
Woorden die beginnen met een a,e,i,o,u.
C
Enkelvoud en meervoud.

Slide 14 - Quiz

Welke lidwoord komt er voor het woord umbrella?
A
an umbrella
B
a umbrella

Slide 15 - Quiz

Welke lidwoord komt er voor het woord university?
A
an university
B
a university

Slide 16 - Quiz

Vul de juiste lidwoord in: ...... cars in front of the hotel are all black limousine.
A
an
B
the
C
a

Slide 17 - Quiz

Vul de juiste lidwoord in: Can I borrow ...... pen?
A
a
B
an
C
the

Slide 18 - Quiz