NN6 V3 - Lezen H3 (1)

Welkom V3L! 
Ga alvast zitten volgens de plattegrond en pak je spullen erbij.
  • leesboek
  • NN + schrift
  • agenda en etui
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom V3L! 
Ga alvast zitten volgens de plattegrond en pak je spullen erbij.
  • leesboek
  • NN + schrift
  • agenda en etui

Slide 1 - Diapositive

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 2 - Diapositive

Huiswerk V3L
Vandaag
Lezen H2: opdr. 1, 2, 4 
> opdr. 4 bespreken

Maandag 9 oktober:
Lezen H3: opdr. 1, 2, 4, 5



Slide 3 - Diapositive

Deze les
Lezen H3: Argumentatie (1)

Aan het eind van de les:
  • kun je onderscheid maken tussen standpunt en argument;
  • kun je onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten;
  • kun je een argumentatie weergeven in een blokjesschema.

Slide 4 - Diapositive

H3 Lezen - Argumentatie (1)

De schrijver van een overtuigende tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt of mening. Hij onderbouwt zijn standpunt: hij legt met argumenten uit waarom hij dat standpunt heeft.

Standpunt + argument noemen we een argumentatiestructuur.

Standpunt: Pizza is mijn lievelingseten.
Argument 1: ?
Argument 2: ?


Slide 5 - Diapositive

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Er zijn twee soorten argumenten: 
  • feitelijke (objectieve) argumenten; 
  • waarderende (subjectieve) argumenten.

Slide 6 - Diapositive

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Feitelijke argumenten:
  • deze argumenten kun je controleren; 
  • deze argumenten zijn waar of niet waar. 

Voorbeeld:
De iPhone 11 kun je het beste bij Tele2 kopen. Daar is hij volgens iPhone Deals het goedkoopst.

!
Wat is het standpunt en wat is het argument? Kun je dit argument controleren?

Slide 7 - Diapositive

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Waarderende argumenten: 
  • deze argumenten kun je niet controleren;
  • over deze argumenten kun je van mening verschillen.

Voorbeeld:
Iemand die steelt van zijn baas moet een taakstraf krijgen. Je gaat toch niet stelen als je vindt dat je te weinig verdient?!

!
Wat is het standpunt en wat is het argument? Kun je dit argument controleren?

Slide 8 - Diapositive

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Er zijn twee soorten argumenten: 
  • feitelijke argumenten; 
  • waarderende argumenten.

Let goed op: Een feitelijk argument hoeft niet waar te zijn. Het gaat erom dat de spreker het claimt als een feit. Een waarderende uitspraak geeft aan of iets onwenselijk, goed of slecht, mooi of lelijk is. Er zit een waardering in.

Slide 9 - Diapositive

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Klimaatverandering ontstaat niet door de mens, het is gewoon de loop der dingen. Wetenschappelijk onderzoek geeft namelijk aan dat de mens geen invloed heeft op het klimaat.

  • Wat is het standpunt en wat zijn de argumenten? 
  • Kun je het argument controleren? 

Slide 10 - Diapositive

OPDRACHT
Lees de argumentatie. Wat is het standpunt (S) en wat is het argument (A)? Geef daarna van het argument aan of het een feitelijk of een waarderend argument is.
  • Je moet je warm kleden als je de deur uitgaat, want de temperatuur komt vandaag niet boven nul.
  • De meeste inzendingen zijn niet om aan te horen; daarom kunnen we beter stoppen met het Eurovisie Songfestival.

 


Slide 11 - Diapositive

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Een schrijver kan zijn standpunt met één of meer argumenten onderbouwen. Er zijn verschillende argumentatiestructuren:
  • enkelvoudige argumentatie;
  • nevenschikkende argumentatie;
  • onderschikkende argumentatie;
  • onder- en nevenschikkende argumentatie.

Slide 12 - Diapositive

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Enkelvoudige argumentatie: een schrijver onderbouwt zijn mening met een argument. 

                                               mening
                                                     ↑
                                             argument

Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want zij heeft al veel ervaring.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Nevenschikkende argumentatie: een schrijver gebruikt meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten.

                                          mening
                                               ↑
                      argument 1 ↔ argument 2

Die vrouw moet aangenomen worden als kleuterleidster. Ze heeft veel ervaring (1) en ze kan goed met kinderen omgaan (2).

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Onderschikkende argumentatie: een schrijver kan een argument onderbouwen met een ondersteunend argument. Oftewel: het ene argument ondersteunt een ander argument.

                                 mening
                                      ↑
                               argument
                                       ↑
                               argument

Je moet minder patat met frikadellen eten.
Dit kost je veel geld in de week en je komt al niet uit met je zakgeld.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Als een schrijver één of meer argumenten met een nevenschikkende argumentatie ondersteunt, is er sprake van onder- en nevenschikkende argumentatie. 

Slide 19 - Diapositive

Zet onderstaande kenmerken bij het juiste begrip.
standpunt
waarderend argument
nevenschikkend argument
Je kunt er maar moeilijk door ademen.
Ik vind dat mondkapjes niet terug moeten komen.
Het is niet wetenschappelijk bewezen dat ze voldoende bescherming bieden.

Slide 20 - Question de remorquage

Zet onderstaande kenmerken bij het juiste begrip.
standpunt
onderschikkend argument
feitelijk argument
waarderend argument
Ze zijn alleen bezig met zichzelf aan de macht te houden
Dit is slecht voor het ecosysteem
De regering moet meer doen voor een beter milieu
Als ze niet drastischer ingrijpen, dan zullen veel diersoorten uitsterven

Slide 21 - Question de remorquage

Opdracht deze les
Lees de tekst. Markeer signaalwoorden, moeilijke woorden, etc. 
Maak zelfstandig Lezen H3: opdr. 1, 2, 4, 5.

De eerste tien minuten werk je zelfstandig. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je. 

Klaar? 
Maak een samenvatting van de theorie van De Brug
 + Lezen H1 t/m 3
timer
15:00

Slide 22 - Diapositive

Huiswerk V3L
Maandag 9 oktober:
Lezen H3: opdr. 1, 2, 4, 5



Slide 23 - Diapositive