H2 Herhaling werkwoorden
Lundi 15 juin 2020
HAVO 2
WERKWOORDEN HERHALING
leei & bera
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Lundi 15 juin 2020
HAVO 2
WERKWOORDEN HERHALING
leei & bera
Slide 1 - Diapositive
regelmatige werkwoorden eindigend op –er:
PRÉSENT
1. Je zoekt eerst de Stam = hele ww min –er bv. regarder (kijken) wordt REGARD
2. Achter de stam de juiste uitgang schrijven
REGARDER KIJKEN
Je regard e ik kijk
Tu regard es jij kijkt
Il/elle regard e hij/zij kijkt
On regard e men kijkt/wij kijken
Nous regard ons wij kijken
Vous regard ez jullie kijken/u kijkt
Ils/elles regard ent zij kijken
Slide 2 - Diapositive
regelmatige werkwoorden eindigend op –er
PASSÉ COMPOSÉ
Deze tijd bestaat ALTIJD uit 2 onderdelen!
1. Een vorm van een hulpwerkwoord: avoir ( = hebben) of être (= zijn),
2. Een voltooid deelwoord = hele ww. min de R, streepje op de laatste e (é)
CHANTER ZINGEN
J’ai chanté ik heb gezongen
Tu as chanté jij hebt gezongen
Il/elle/on a chanté hij/zij/men heeft gezongen
Nous avons chanté wij hebben gezongen
Vous avez chanté jullie hebben/u heeft gezongen
Ils/elles ont chanté zij hebben gezongen
Slide 3 - Diapositive
regelmatige werkwoorden eindigend op –ir
PRÉSENT
1. Je zoekt eerst de Stam = hele ww min R bv: choisir (kiezen) wordt CHOISI
2. Achter de stam de juiste uitgang schrijven:
Je choisi s ik kies
Tu choisi s jij kiest
Il/elle choisi t hij/zij kiest
On choisi t men kiest/wij kiezen
Nous choisi ssons wij kiezen
Vous choisi ssez jullie kiezen/u kiest
Ils/elles choisi ssent zij kiezen
Slide 4 - Diapositive
regelmatige werkwoorden eindigend op –ir
PASSÉ COMPOSÉ
Deze tijd bestaat ALTIJD uit 2 onderdelen!
1. Een hulpwerkwoord De groep ww. op -ir heeft altijd avoir (HEBBEN)als hulpwerkwoord!!
2. Een voltooid deelwoord = hele ww min de R
CHOISIR KIEZEN
J’ai choisi ik heb gekozen
Tu as choisi jij hebt gekozen
Il/elle/on a choisi hij/zij/men heeft gekozen
Nous avons choisi wij hebben gekozen
Vous avez choisi jullie hebben/u heeft gekozen
Ils/elles ont choisi zij hebben gekozen
Slide 5 - Diapositive
regelmatige werkwoorden eindigend op –re
PRÉSENT
1. Je zoekt eerst de Stam = hele ww min –re, bv. vendre= verkopen wordt VEND
2. Achter de stam de juiste uitgang schrijven
VENDRE VERKOPEN
Je vend s ik verkoop
Tu vend s jij verkoopt
Il/elle vend hij/zij verkoopt
On vend men verkoopt/wij verkopen
Nous vend ons wij verkopen
Vous vend ez jullie verkopen/u verkoopt
Ils/elles vend ent zij verkopen
Slide 6 - Diapositive
regelmatige werkwoorden eindigend op –re
PASSÉ COMPOSÉ
Deze tijd bestaat ALTIJD uit 2 onderdelen!
1 Een vorm van een hulpwerkwoord avoir (=hebben) of être (=zijn)
2 Een voltooid deelwoord = hele ww min RE, U erachter schrijven
ATTENDRE WACHTEN
J’ai attendu ik heb gewacht
Tu as attendu jij hebt gewacht
Il/elle/on a attendu hij/zij/men heeft gewacht
Nous avons attendu wij hebben gewacht
Vous avez attendu jullie hebben/u heeft gewacht
Ils/elles ont attendu zij hebben gewacht
Slide 7 - Diapositive
Passé composé vervoegd met être
Het être-huis:
Alle werkwoorden uit dit être-huis krijgen être als hulpw.w als je ze in de passé composé zet.
Je moet kijken naar de vertaling van het werkwoord:
ik heb gelopen = j'ai marché ik ben uitgegaan = je suis sorti
Dus: IN HET NEDERLANDS 'HEBBEN' = IN HET FRANS 'AVOIR'
IN HET NEDERLANDS 'ZIJN' = IN HET FRANS ' ÊTRE
Uitzonderingen:
commencer (beginnen)
oublier(vergeten)
finir (eindigen)
être (zijn)
Deze werkwoorden krijgen AVOIR in de passé composé.
Slide 8 - Diapositive
Passé composé vervoegd met être
LET OP!
Als je être gebruikt als hulpwerkwoord,
dan krijgt het voltooid deelwoord:
E voor vrouwelijk enkelvoud
S voor mannelijk meervoud
ES voor vrouwelijk meervoud
VOORBEELD
rentrer= thuiskomen, naar huis gaan
je suis rentré(e)
tu es rentré(e)
il est rentré
elle est rentrée
on est rentré(e)(s)
nous sommes rentré(e)s
vous êtes rentré(e)(s)
ils sont rentrés
elles sont rentrées
Slide 9 - Diapositive
Imparfait
1.maak eerst een ‘nous-vorm’ présent:
bv: nous regardons (regarder- kijken)
nous finissons (finir- eindigen)
nous répondons (répondre- antwoorden)
2. laat NOUS en ONS weg: je houdt dan over:
- regard-
- finiss-
- répond-
Achter wat je overhoudt (STAM), schrijf je de juiste uitgang. Deze is bij alle werkwoorden hetzelfde.
AIS/AIT/AIENT worden alle uitgesproken als è ( zoals in bed)
IONS als iejon en IEZ als iejee.
Slide 10 - Diapositive
de uitgangen
JE STAM AIS
TU STAM AIS
IL STAM AIT
ELLE STAM AIT
ON STAM AIT
NOUS STAM IONS
VOUS STAM IEZ
ILS STAM AIENT
ELLES STAM AIENT
Slide 11 - Diapositive
onregelmatige werkwoorden:
deze werkwoorden moet je allemaal apart leren, omdat ze allemaal een eigen vervoeging hebben.
De onregelmatige werkwoorden in leerjaar 2 moet je weten in de présent
de passé composé
de imparfait
Slide 12 - Diapositive
faire = doen/maken prendre = nemen
Présent
je fais
tu fais
il/elle/on fait
nous faisons
vous faites
ils font
Passé composé
j'ai fait
tu as fait
il/elle/on a fait
nous avons fait
vous avez fait
ils ont fait
Imparfait
je faisais
tu faisais
il/elle/on faisait
nous faisions
vous faisiez
ils faisaient
Présent
je prends
tu prends
il/elle/on prend
nous prenons
vous prenez
ils prennent
Passé composé
j'ai pris
tu as pris
il/elle/on a pris
nous avons pris
vous avez pris
ils ont pris
Imparfait
je prenais
tu prenais
il/elle/on prenait
nous prenions
vous preniez
ils prenaient
Slide 13 - Diapositive
pouvoir kunnen vouloir willen
Présent
je peux
tu peux
il/elle/onpeut
nous pouvons
vous pouvez
ils peuvent
Passé composé
j'ai pu
tu as pu
il/elle/on a pu
nous avons pu
vous avez pu
ils ont pu
Imparfait
je pouvais
tu pouvais
il/elle/on pouvait
nous pouvions
vous pouviez
ils pouvaient
Présent
je veux
tu veux
il/elle/on veut
nous voulons
vous voulez
ils veulent
Passé composé
j'ai voulu
tu as voulu
il/elle/on a voulu
nous avons voulu
vous avez voulu
ils ont voulu
Imparfait
je voulais
tu voulais
il /elle/onvoulait
nous voulions
vous vouliez
ils voulaient
Slide 14 - Diapositive
voir zien boire drinken
Imparfait
je voyais
tu voyais
il/elle/on voyait
nous voyions
vous voyiez
ils voyaient
Présent
je vois
tu vois
il/elle/on voit
nous voyons
vous voyez
ils voient
Passé composé
j'ai vu
tu as vu
il/elle/on a vu
nous avons vu
vous avez vu
ils ont vu
Présent
je bois
tu bois
il/elle/on boit
nous buvons
vous buvez
ils boivent
Passé composé
j'ai bu
tu as bu
il/elle/on a bu
nous avons bu
vous avez bu
ils ont bu
Imparfait
je buvais
tu buvais
il/elle/on buvait
nous buvions
vous buviez
ils buvaient
Slide 15 - Diapositive
mettre zetten/leggen dire zeggen
Présent
je mets
tu mets
il/elle/on met
nous mettons
vous mettez
ils mettent
Passé composé
j'ai mis
tu as mis
il/elle/on a mis
nous avons mis
vous avez mis
ils ont mis
Imparfait
je mettais
tu mettais
il/elle/on mettait
nous mettions
vous mettiez
ils mettaient
Présent
je dis
tu dis
il/elle/on dit
nous disons
vous dites
ils disent
Passé composé
j'ai dit
tu as dit
il/elle/on a dit
nous avons dit
vous avez dit
ils ont dit
Imparfait
je disais
tu disais
il/elle/on disait
nous disions
vous disiez
ils disaient
Slide 16 - Diapositive
aller gaan venir komen
Imparfait
j'allais
tu allais
il/elle/on allait
nous allions
vous alliez
ils allaient
Présent
je vais
tu vas
il/elle/on va
nous allons
vous allez
ils vont
Passé composé
je suis allé(e)
tu es allé(e)
il/elle/on est allé(e)
nous sommes allé(e)s
vous êtes allé(e)(s)
ils sont allés
elles sont allées
Présent
je viens
tu viens
il/elle/on vient
nous venons
vous venez
ils viennent
Passé composé
je suis venu(e)
tu es venu(e)
il/elle/on est venu(e)
nous sommes venu(e)s
vous êtes venu(e)(s)
ils sont venus
elles sont venues
Imparfait
je venais
tu venais
il/elle/on venait
nous venions
vous veniez
ils venaient
Slide 17 - Diapositive
La FIN
