Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
G.L. H3 Chap. 5 grammatica Myrthe, Roos en Rhodé
Bron C, G (mettre, prendre & devoir) & I
1 / 31
suivant
Slide 1:
Diapositive
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Cette leçon contient
31 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
50 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Bron C, G (mettre, prendre & devoir) & I
Slide 1 - Diapositive
inhoud
- Bron C l'imparfait
- Bron G les verbes mettre, prendre et devoir
- Bron I l'adjective qualificatif
Slide 2 - Diapositive
Imparfait (onvoltooid verleden tijd)
uitgangen:
- ais
-ais
- ait
- ions
-iez
-aient
Slide 3 - Diapositive
Imparfait (onvoltooid verleden tijd)
uitgangen:
- ais
-ais
- ait
- ions
-iez
-aient
Slide 4 - Diapositive
Present
Je prend
s
( ik neem)
Tu prend
s
Il/elle prend
On prend
Nous pren
ons
Vous pren
ez
Ils/elles pren
nent
Passé composé
J'ai pris ( ik heb genomen)
Tu as pris
Il/elle a pris
On a pris
Nous avons pris
Vous avez pris
Ils/elles ont pris
Prendre = nemen
Slide 5 - Diapositive
Imparfait
Je pren
ais
(ik nam)
Tu pren
ais
Il/elle pren
ait
On pren
ait
Nous pren
ions
Vous pren
iez
Ils/elles pren
aient
Passé composé
J'ai pris ( ik heb genomen)
Tu as pris
Il/elle a pris
On a pris
Nous avons pris
Vous avez pris
Ils/elles ont pris
Slide 6 - Diapositive
Present
Je met
s
(ik zet)
Tu met
s
Il/elle met
On met
Nous mett
ons
Vous mett
ez
Ils/elles mett
ent
Passé composé
J'ai mis ( ik heb gezet)
Tu as mis
Il/elle a mis
On a mis
Nous avons mis
Vous avez mis
Ils/elles ont mis
Mettre = zetten/leggen/erover doen/aantrekken
Slide 7 - Diapositive
Imparfait
Je mett
ais
(ik zette)
Tu mett
ais
Il/elle mett
ait
On mett
ait
Nous mett
ions
Vous mett
iez
Ils/elles mett
aient
Futur simple
Je mettr
ai
(ik zal zetten)
Tu mettr
as
Il/elle mettr
a
On mettr
a
Nous mettr
ons
Vous mettr
ez
Ils/elles mettr
ont
Slide 8 - Diapositive
Present
Je doi
s
(ik moet)
Tu doi
s
Il/elle Doit
On doit
Nous dev
ons
Vous dev
ez
Ils/elles doi
vent
Passé composé'
J'ai dû (ik heb gemoeten)
Tu as dû
Il/elle a dû
On a dû
Nous avons dû
Vous avez dû
Ils/elles ont dû
Devoir = moeten
Slide 9 - Diapositive
imparfait
Je dev
ais
( ik moest)
Tu dev
ais
Il/elle dev
ait
On dev
ait
Nous dev
ions
Vous dev
iez
Ils/elles dev
aient
futur simple
Je devr
ai
(ik zou moeten)
Tu devr
as
Il/elle devr
a
On devr
a
Nous devr
ons
Vous devr
ez
Ils/elles devr
ont
Slide 10 - Diapositive
L'adjectif qualificatif
= bijvoegelijk naamwoord
vorm:
man. vrouw.
ev. - -e
mv. -s -es
Slide 11 - Diapositive
L'adjectif qualificatif
onregelmatige vormen:
ennuyeux (man,ev) --> ennuyeuse (vrouw,ev)
sportif (man,ev) --> sportive (vrouw,ev)
plaats:
alle bijvoegelijke naamwoorden staan achter het zelfstandig naamwoord
Slide 12 - Diapositive
L'adjectif qualificatif
plaats uitzondering:
deze bijvoegelijke naamwoorden komen VOOR het zelfstandig naamwoord.
bon, beau, joli
haut, long, petit
jeune, gros, grand
vieux, nouveau, mauvais
Slide 13 - Diapositive
Vertaal: Ik zet
A
J'ai mis
B
Je mit
C
Je mets
D
Je met
Slide 14 - Quiz
Vertaal: Ik neem
A
Je pres
B
Je prend
C
Je pris
D
Je prends
Slide 15 - Quiz
Wij moesten
A
Nous devions
B
Nous deviez
C
Nous devennons
D
Nous devissions
Slide 16 - Quiz
Hij doet erover
A
Il mes
B
Il met
C
Il mits
D
Il mets
Slide 17 - Quiz
U zal moeten
A
Vous devressez
B
Vous devrez
C
Vous devriez
D
Vous devraiez
Slide 18 - Quiz
Vertaal: Tu dansais
A
Jij dansde
B
Jij hebt gedanst
C
Jij danste
D
Jij danstte
Slide 19 - Quiz
Nous dansions
A
Men danst
B
Wij dansen
C
Wij dansden
D
Wij dansten
Slide 20 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord: Bon --> vrouwelijk meervoud
A
Bonne
B
Bons
C
Bonnes
D
Bones
Slide 21 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord: mannelijk enkelvoud --> Sportif
A
Sportive
B
Sportives
C
Sportifs
D
Sportif
Slide 22 - Quiz
Waar komt het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Joli(e)
A
Achter zelfstandig naamwoord
B
Voor zelfstandig naamwoord
C
Achter werkwoord
D
Voor werkwoord
Slide 23 - Quiz
Waar komt het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
cher
A
Achter zelfstandig naamwoord
B
Voor zelfstandig naamwoord
C
Achter werkwoord
D
Voorwerkwoord
Slide 24 - Quiz
Waar komt het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
sportif
A
Achter zelfstandig naamwoord
B
Voor zelfstandig naamwoord
C
Achter werkwoord
D
Voor werkwoord
Slide 25 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord: Vrouwelijk enkelvoud --> Ennuyeux
A
Ennuyeux
B
Ennuyeuse
C
Ennuyeusse
D
Ennuyeuses
Slide 26 - Quiz
Waar komt het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Bon
A
Achter zelfstandig naamwoord
B
Voor zelfstandig naamwoord
C
Achter werkwoord
D
Voor werkwoord
Slide 27 - Quiz
Welke uitgang komt er achter een bijvoeglijk naamwoord, meervoud?
A
Mannelijk -s Vrouwelijk -s
B
Mannelijk -s Vrouwelijk -es
C
Mannelijk -es Vrouwelijk -s
Slide 28 - Quiz
Waar komt het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Jeune
A
Achter zelfstandig naamwoord
B
voor zelfstandig naamwoord
C
Achter werkwoord
D
Voor werkwoord
Slide 29 - Quiz
Nous sommes allées
A
Présent
B
Passé composé
C
L'imparfait
D
Futur simple
Slide 30 - Quiz
Je prenais une glace
A
Présent
B
Passé Composé
C
L'imparfait
D
Futur simple
Slide 31 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
bron F, G en H
Septembre 2023
- Leçon avec
28 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Gramm ch 5 3 havo
Mai 2023
- Leçon avec
45 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
H2 Herhaling werkwoorden
Juin 2020
- Leçon avec
18 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Onregelmatige werkwoorden aller t/m vouloir
Octobre 2024
- Leçon avec
25 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
v4 - di070524
Mai 2024
- Leçon avec
21 diapositives
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
v4 - di160424
Avril 2024
- Leçon avec
21 diapositives
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
v4 - vr131224
il y a 10 jours
- Leçon avec
14 diapositives
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
v4 - di090124
Décembre 2023
- Leçon avec
15 diapositives
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4