herhalingsles chapitre 2
1 / 20
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
ik neem =
A
je prends
B
j'apprends
C
j'apporte
Slide 2 - Quiz
hoeveel =
A
comment
B
comme
C
combien
Slide 3 - Quiz
eten =
A
manger
B
chercher
C
préparer
Slide 4 - Quiz
le légume =
A
het vlees
B
de groente
C
de kip
Slide 5 - Quiz
mais =
A
met
B
ook
C
maar
Slide 6 - Quiz
j'ai besoin de =
A
ik heb nodig
B
ik heb een afspraak
C
ik heb honger
Slide 7 - Quiz
ik heb honger =
A
j'ai faim
B
j'ai soif
C
j'ai ouvert
Slide 8 - Quiz
Vertaal in het Frans:
Ik houd van pizza.
Ik houd van pizza.
Slide 9 - Question ouverte
Vertaal in het Frans:
Ik heb een hekel aan pannekoeken.
Ik heb een hekel aan pannekoeken.
Slide 10 - Question ouverte
Vertaal in het Frans:
Jij hebt liever frietjes.
Jij hebt liever frietjes.
Slide 11 - Question ouverte
Vous (manger) la soupe.
A
mange
B
manges
C
mangez
Slide 12 - Quiz
Nous (chercher) la boulangerie.
A
cherchent
B
cherchons
C
cherche
Slide 13 - Quiz
Tu (préparer) les crêpes.
A
prépare
B
prépares
C
préparent
Slide 14 - Quiz
Maak de zin ontkennend:
Je mange le croissant.
Je mange le croissant.
Slide 15 - Question ouverte
Maak de zin ontkennend:
Vous habitez à Arnhem.
Vous habitez à Arnhem.
Slide 16 - Question ouverte
Maak de zin ontkennend:
C'est cher
C'est cher
Slide 17 - Question ouverte
quarante-deux =
A
16
B
24
C
42
Slide 18 - Quiz
cinquante =
A
50
B
15
C
5
Slide 19 - Quiz
trente-huit =
A
83
B
48
C
38
