BLAUW Klas 2 - periode 2 - les 5

Klas 2 - periode 2 - les 5
BLAUW
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Klas 2 - periode 2 - les 5
BLAUW

Slide 1 - Diapositive

Het voltooid deelwoord

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

blazen [vd] Freek heeft bellen in zijn drinken _____________.

Slide 5 - Question ouverte

lijken [vd] Dat heeft altijd zo _____________.

Slide 6 - Question ouverte

filmen [vd] De machinist heeft de trein _____________.

Slide 7 - Question ouverte

vullen [vd] De kok heeft de soepkommen _____________.

Slide 8 - Question ouverte

zingen [vd] Mona heeft een lied _____________.

Slide 9 - Question ouverte

fotograferen [vd] Ik heb de pandaberen _____________.

Slide 10 - Question ouverte

Hoe ging het vervoegen van het voltooid deelwoord?
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Sondage

Het tegenwoordig deelwoord

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

blijven [td] Hij heeft _____________ letsel overgehouden aan dat ongeluk.

Slide 14 - Question ouverte

lachen [td] De man zat _____________ in de trein.

Slide 15 - Question ouverte

rijden [td] Veera kwam _____________ op haar nieuwe fiets naar school.

Slide 16 - Question ouverte

strijken [td] Mijn tante staat altijd _____________ te bellen.

Slide 17 - Question ouverte

studeren [td] De student heeft dat jaar _____________ doorgebracht.

Slide 18 - Question ouverte

Hoe ging het vervoegen van het tegenwoordig deelwoord?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage

Het voltooid en tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

vertellen [vd] De _____________ mop was heel grappig.

Slide 23 - Question ouverte

bakken [vd] De _____________taart staat op de tafel.

Slide 24 - Question ouverte

beloven [vd] Het _____________ feest ging niet door.

Slide 25 - Question ouverte

schrijven [vd] Ik stop de _____________ brief in de brievenbus.

Slide 26 - Question ouverte

snijden [vd] Ik pak de _____________ paprika uit de koelkast.

Slide 27 - Question ouverte

verbreden [vd] In de tuin ligt een _____________ weg.

Slide 28 - Question ouverte

Hoe ging het vervoegen van de voltooid en tegenwoordig deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Sondage

Engelse werkwoorden

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Showen [vt] Hij _______ mij gisteren een toffe video.

Slide 32 - Question ouverte

Racen [vd] Ik heb gisteren flink ______ om op tijd te komen.

Slide 33 - Question ouverte

Grillen [tt] Mijn buurman ______ altijd vlees als we komen eten.

Slide 34 - Question ouverte

Appen [vt] Waarom ______ jij mij gisteren nog zo laat?

Slide 35 - Question ouverte

Hoe ging het vervoegen van Engelse werkwoorden?
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Sondage

De bedrijvende en lijdende vorm

Slide 37 - Diapositive

Als het onderwerp van de zin actief iets aan het doen is, staat de zin in de...
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 38 - Quiz

Als er iets gebeurt met het onderwerp, zonder dat het zelf iets doet, staat de zin in de...
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 39 - Quiz

In welke vorm staat de zin hieronder?
De kinderen spelen buiten in de sneeuw.
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 40 - Quiz

In welke vorm staat de zin hieronder?
Mijn zus leest een spannend boek.
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 41 - Quiz

In welke vorm staat de zin hieronder?
De verdachte wordt door de politie gearresteerd.
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 42 - Quiz

Verander de zin hieronder van vorm.
Het team wint de wedstrijd met 3-1.

Slide 43 - Question ouverte

Verzin drie zinnen in de bedrijvende vorm.

Slide 44 - Question ouverte

Verzin drie zinnen in de lijdende vorm.

Slide 45 - Question ouverte

Hoe ging het werken met de bedrijvende en lijdende vorm?
😒🙁😐🙂😃

Slide 46 - Sondage