Perron 4, les 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

Taalverzorging perron 4

Programma

- uitleg verleden tijd

- uitleg voltooid deelwoord

- oefenen

Hoe zet je de persoonsvorm in de verleden tijd?

Persoonsvorm in de verleden tijd

Als je naar de verleden tijd kijkt, kun je alle werkwoorden in drie verschillende groepen verdelen. Elke groep heeft zijn eigen spellingregels.

• -de(n) - bv. ik speelde
• -te(n) - bv. ik fietste
• andere klank - bv. ik keek

Hoe maak je voltooide tijd?

Voltooid deelwoord

Wat is een voltooid deelwoord?

In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een vorm van de werkwoorden:

1. hebben
2. zijn 
3. worden

Voltooid deelwoord

- Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm.

- Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets is afgelopen 

   (voltooid).

- In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een vorm 

   van hebben of zijn.

- Het voltooid deelwoord staat vaak aan het eind van een zin.

- Het voltooid deelwoord begint vaak met ge-, be- of ver-.

voltooid deelwoord

Als je wilt weten of je een voltooid deelwoord met een 'd' of 't' schrijft, dan kun je het langer maken. Je hoort dan een 'd' of een 't'.

gewandeld - de gewandelde afstand

gekookt - de gekookte pasta

pv in vt en voltooid deelwoord

Er is nog een andere manier om achter de spelling van de pv in de vt en de spelling van het vd te komen:

't ex-kofschip

't ex-kofschip

1. Kijk naar het hele ww
2. Haal er -en af
3. Wat is de laatste letter?
4. Staat de laatste letter in 't ex-kofschip?
5.  ja: vt: te(n) vd: t                               nee: vt: de(n) vd: d

't ex-kofschip

1. fietsen 
2. fiets
3. s
4. ja
5. vt: fietste(n)                   vd: gefietst

't ex-kofschip

1. wandelen
   
2. wandel
   
3. l
   
4. nee
5.  vt: wandelde(n)                         vd: gewandeld

't ex-kofschip

1. surfen
2. surf
3. f
4. ja
5.     vt: surfte(n)                                vd: gesurft

Wat is de verleden tijd van:

bederven

1. bedorf
2. bedierf
3. bederfte
4. bederfde

Wat is de verleden tijd van:

juichen

1. juichde
2. juichte
3. jooch
4. joog

Wat is de verleden tijd van:

werpen

1. werpte
2. werpde
3. worp
4. wierp

Wat is de verleden tijd van:

Ik loop ....

1. Ik liep
2. Ik loopte
3. Ik liepte

Wat is de verleden tijd van

ik lig

1. ik log
2. ik ligde
3. ik lag
4. ik leg

Wat is de verleden tijd van

hij draagt

1. hij draagde
2. hij draagte
3. Hij droeg
4. Hij drieg

Wat is de verleden tijd van:

hij begroet

1. hij begroette
2. hij begroedde
3. Hij begreet
4. Hij begroete

Wat is de verleden tijd van:

ik leg

1. ik log
2. ik legde
3. ik lag
4. ik leg

wat is de verleden tijd: van:

hij (racen)

1. racte
2. racette
3. racde
4. racete

Vul de juiste vorm van 'antwoorden' in de vt in:

Esther .................. niet op mijn vraag.

1. antwoorde
2. antwoorden
3. antwoordde
4. antwoordden

Vul de juiste vorm van 'vluchten' in de vt in:

Hij .................. naar huis.

1. vluchte
2. vluchtte
3. vluchten
4. vluchtten

De verleden tijd van 'hij vindt' is:

1. Hij vond
2. Hij vondt
3. Hij vinde
4. Hij vindde

Vul de juiste vorm van 'bellen' in:

Tim heeft naar huis ............

1. bellen
2. gebelt
3. gebeld
4. belde

Vul de juiste vorm van 'verhuizen' in:

Wij zijn vorige week naar Tilburg .........

1. verhuisd
2. verhuist
3. verhuisde
4. verhuiste

Programma

- uitleg verleden tijd

- uitleg voltooid deelwoord

- oefenen