2THF 1.7 gramm. zinsdelen les 3

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
Mevrouw Muilenburg
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
Mevrouw Muilenburg

Slide 1 - Diapositive

Inhoud
  • 10 min. stil lezen
  • Woord van de week
  • Huiswerk nakijken:  H1.7 gramm. zinsdelen opdr. 1 t/m 3
  • Quizje
  • Nieuw huiswerk: H1.7 opdr. 11 t/m 17 en 19 + een toetsje in de les maken (niet voor een cijfer)
  • Klaar? --> stil lezen + boekverslag
  • Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

urbaan

Slide 3 - Diapositive

Even op een rijtje
pv = vraagzin maken (ww komt vooraan)
wg = alle ww (te + aan het + splitsbare ww + zich)
ng = alle ww + toestand  (kww --> vervangbaar door blijven/zijn/lijken/worden)
o = wie/wat + gez.?
lv = wie/wat + gez. + o (+ gez.)?
mv = aan/voor wie/wat is het bestemd?
bwb = prullenbakwoorden (blijven over + geven antwoord op w + h-vragen)


Slide 4 - Diapositive

Wat is/zijn de pv('s)?: Reis jij vaak met het vliegtuig of neem je wel eens de trein?
A
Reis
B
jij, je
C
jij
D
Reis, neem

Slide 5 - Quiz

Hoeveel zinsdelen?: Reis jij vaak met het vliegtuig of neem je weleens de trein?
A
9
B
10
C
11
D
12

Slide 6 - Quiz

Zit hier een ng of wg in?
A
ng
B
wg

Slide 7 - Quiz

Wat is de wg?: Reis jij vaak met het vliegtuig of neem je weleens de trein?
A
Reis
B
Reis, neem

Slide 8 - Quiz

Wat is het o?: Reis jij vaak met het vliegtuig of neem je weleens de trein?
A
Jij
B
het vliegtuig, de trein
C
Jij, je
D
het vliegtuig

Slide 9 - Quiz

Wat is het lv?: Reis jij vaak met het vliegtuig of neem je weleens de trein?
A
vaak, weleens
B
het vliegtuig
C
de trein
D
het vliegtuig, de trein

Slide 10 - Quiz

Hoe vind je het mv?: Reis jij vaak met het vliegtuig of neem je weleens de trein?
A
vraagzin van maken --> eerste woord
B
alle ww + te + aan het + splitsbare ww + zich
C
wie/wat + gez. + o (+gez.)?
D
aan/voor wie/wat is iets bestemd?

Slide 11 - Quiz

Wat is het mv?: Reis jij vaak met het vliegtuig of neem je weleens de trein?
A
vaak, weleens
B
vaak
C
-
D
of

Slide 12 - Quiz

Hoe vind je de bwb?
A
wie/wat + gez.?
B
alle ww + te + aan het + zich + splitsbare ww
C
prullenbakwoorden + antwoord op w+h-vragen
D
wie/wat + gez. + o (+gez.)?

Slide 13 - Quiz

Wat is de bwb?: Reis jij vaak met het vliegtuig of neem je weleens de trein?
A
vaak, met het vliegtuig, ook, weleens
B
vaak, met het vliegtuig, ook
C
vaak, weleens
D
vaak, met het vliegtuig, weleens

Slide 14 - Quiz