Cursus 4.2

Noem een beroep uit de secundaire sector.
1 / 15
suivant
Slide 1: Question ouverte
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Noem een beroep uit de secundaire sector.

Slide 1 - Question ouverte

Noem een beroep uit de primaire sector

Slide 2 - Question ouverte

Noem een beroep uit de tertiaire sector.

Slide 3 - Question ouverte

Wat is werkgelegenheid?

Slide 4 - Question ouverte

Cursus 4.2
Hoe ontstond de industrie?

Slide 5 - Diapositive

Katoenplantage
Katoen werd door slaven op de plantages geplukt.

Waarvoor gebruik je katoen?


Slide 6 - Diapositive

1865
Afschaffing slavernij.

Er moesten vanaf dit moment mensen worden ingehuurd om katoen te plukken.

Slide 7 - Diapositive

Spinnen en weven
Katoen werd verscheept naar Engeland.
Daar werd er kleding van gemaakt bij mensen thuis. 
Dit waren boeren die een bedrijfje hadden aan huis. Dit noem je huisnijverheid.

Slide 8 - Diapositive

Huisnijverheid:
Het thuis werken van boeren en ambachtslieden

Slide 9 - Diapositive

Energiebronnen
Huisnijverheid: mensen gebruikten apparaten op spierkracht.
Soms gebruikten ze energiebronnen uit de natuur: Windmolens en watermolens.


Slide 10 - Diapositive

Nieuwe energiebronnen
In 1780 werd er een machine bedacht waardoor je geen spierkracht of wind- en waterkracht hoefde te gebruiken.
De stoommachine.

Slide 11 - Diapositive

Werken in fabrieken
Werkgevers: eigenaren van de fabriek.
Werknemers: mensen die in dienst werken van de werkgever om de machines te bedienen.

Slide 12 - Diapositive

De Industriële revolutie - een grote verandering.
De mensen in de huisnijverheid konden niet concurreren met de fabrieken. Ze moesten verhuizen naar de steden. Daardoor werden fabrieken en steden groter.

Dit noemen we de industriële revolutie.

Slide 13 - Diapositive

Spoorlijnen
Door de uitvinding van de trein en de aanleg van spoorlijnen konden producten snel worden vervoerd.
Er moesten meer fabrieken komen.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo