Mens en Omgeving Hoofdstuk 4 ( P2)

Mens en Omgeving Hoofdstuk 4 ( P2)
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

Éléments de cette leçon

Mens en Omgeving Hoofdstuk 4 ( P2)

Slide 1 - Diapositive

Baliemedewerkster

Slide 2 - Diapositive

Kan je taken opnoemen die een baliemedewerkster vervuld?

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Vidéo

Wat is Representatief
A
Dat je blij bent
B
Dat je aanwezig bent
C
Dat je luidruchtig bent
D
Dat je een nette indruk achterlaat

Slide 5 - Quiz

Een goede persoonlijke verzorging is belangrijk. Wat hoort er bij persoonlijke verzorging? 
Let op! Meerdere antwoorden zijn juist. 
Kies de juiste antwoorden.


PERSOONLIJKE VERZORGING
GEEN PERSOONLIJKE VERZORGING
haren kammen
wastafel schoonmaken 
bed verschonen
slaapkamer stofzuigen
tanden poetsen
steunkousen aantrekken
Nagels knippen

Slide 6 - Question de remorquage

Persoonlijke Verzorging
Verpleging
Aankleden en douchen
Injectie geven
Wondverzorging
Steunkousen aantrekken
Helpen bij geven van medicijnen
Tanden poetsen

Slide 7 - Question de remorquage

Slide 8 - Vidéo

Wat is non verbale communicatie
A
Wat je zegt
B
Je lichaamstaal

Slide 9 - Quiz

Wat is verbale communicatie?

Slide 10 - Question ouverte

Verbale communicatie
Non-verbale communicatie

Slide 11 - Question de remorquage

Wat is non verbale communicatie?
A
Gebruik je alleen je stem
B
Gebruik je alleen gebaren.
C
Gebruik je zowel je stem als gebaren.
D
Dan heb je geen emotie.

Slide 12 - Quiz

Geef aan of het gaat om verbale of non-verbale communicatie
Je steekt je duim op
Je stuurt je vriendin een app
Je friemelt aan je trui 
Verbale communicatie 
non-verbale communicatie 
Verbale communicatie 
Verbale communicatie 
non - verbale communicatie 
non - verbale communicatie 

Slide 13 - Question de remorquage

Mimiek/gezichtsuitdrukkingen (blz 146)

Slide 14 - Diapositive

Wat is een open vraag?
A
Een vraag waar je alleen ja of nee op kunt antwoorden.
B
Vraag begint met wie, wat, waar, wanneer, waarom of hoe en kan je niet met ja of nee beantwoorden.

Slide 15 - Quiz

Wat zijn gesloten vragen?
A
Dat zijn vragen waar je uitgebreid antwoord op geeft.
B
Dat zijn vragen waar je alleen 'ja' of 'nee' op kunt antwoorden

Slide 16 - Quiz

Dit is een gesloten vraag
A
Woon je hier in de buurt?
B
Vertel eens iets over je hobby.
C
Wat is het doel van dit gesprek?
D
Hoe reis jij naar school?

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Vidéo

Informeel taalgebruik is...
A
Zakelijk
B
Persoonlijk

Slide 19 - Quiz

Wat is informeel taalgebruik?
A
Taal gebruiken die je met je baas spreekt
B
Praten met bijvoorbeeld u, en nette woorden
C
Praten op een correcte manier.
D
Taal gebruiken zoals je gewend bent met familie of vrienden onder elkaar

Slide 20 - Quiz

Formeel taalgebruik is:
A
Woordgebruik met een zakelijk en plechtig karakter.
B
De taal die je gebruikt in minder serieuze situaties.

Slide 21 - Quiz

Wat is formeel taalgebruik
A
met elkaar praten over dagelijkse dingen
B
Netjes met elkaar praten, met u aanspreken.
C
Informatie gevene
D
praten met je gezicht

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Vidéo

Slide 24 - Vidéo

Lees en leer blz 151 en 152 goed !
Het gaat over auditief en visueel

Slide 25 - Diapositive