le futur simple

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Le futur simple

Les buts:

Aan het einde van de les kun jij:

- Regelmatige werkwoorden in de futur simple zetten

- Onregelmatige werkwoorden in de futur simple zetten

- De futur simple in een zin gebruiken.

Wat weet jij over de futur simple?

Wat voor tijd is de futur simple?

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooid verleden tijd
4. toekomende tijd

Stap 1: de stam

Bij regelmatige werkwoorden is het hele werkwoord de stam. Neem dus het hele werkwoord over.

Stap 2: de uitgangen

De uitgangen van de futur simple

 lijken op het werkwoord avoir namelijk:

Par exemple:

Tu ______ (regarder)

Tu regarderas

je	-ai
tu	-as
il / elle/ on	-a
nous	-ons
vous	-ez
ils / elles	-ont

Zet in de futur simple:
Tu (danser)

1. danseras
2. danserai
3. dansera
4. dansas

Zet in de futur simple:
Nous (parler)

1. parlons
2. parlerons
3. parleront
4. parlont

Zet in de futur simple:
Anna et Tessa (téléphoner)

1. téléphonera
2. téléphona
3. téléphoneront
4. téléphonont

Let op: uitzonderingen.

Bij onregelmatige werkwoorden moet je de stam uit je hoofd leren. De juiste uitgangen zet je er natuurlijk nog wel achter.

	stam	exemple
aller	ir	Vous irez
avoir	aur	On aura
être	ser	Nous serons
faire	fer	Ils feront
pouvoir	pourr	Tu pourras
vouloir	voudr	Je voudrai

Kies de juiste vorm van de futur
Jean (avoir)

1. aura
2. auras
3. avoira
4. ava

Kies de juiste vorm van de futur
Nous (aller)

1. allerons
2. alleront
3. irons
4. iront

Sleep de juiste vormen van être naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord.

je

tu

il / elle / on 

nous

vous

ils / elles

serez

serai

seront

serons

seras

sera

Zet het werkwoord tussen haakjes in de futur simple:
On (parler) toujours avec nos amis

Zet het werkwoord tussen haakjes in de futur simple:
Vous (aller) en vacances l'année prochaine?

Zet het werkwoord tussen haakjes in de futur simple:
Tu (avoir) beaucoup de chats.