3. Oorzaken van criminaliteit

CRIMINALITEIT


H3. Oorzaken van criminaliteit
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

CRIMINALITEIT


H3. Oorzaken van criminaliteit

Slide 1 - Diapositive

Flitsen met flashcards
Waar gaan we het vandaag over hebben?
- Wat zijn risicofactoren? 
- Wat zijn beschermende factoren? 
- Wat is een recidivist? 

Aan de slag met de opdrachten van 3.1!



Planning

Slide 2 - Diapositive

Flitsen met flashcards

Slide 3 - Diapositive


Wat is een misdrijf?
A
Wildplassen.
B
Op de fiets zonder licht in het donker fietsen.
C
Zonder te betalen in de tram zitten.
D
Een krat bier uit de supermarkt stelen.

Slide 4 - Quiz

Wat is criminaliteit? (Definitie)
A
Onfatsoenlijk gedrag
B
Overtredingen
C
Door de wet strafbaar gesteld gedrag
D
Misdrijven

Slide 5 - Quiz

Na een overval op onze school durft Klaas niet meer naar school. Dit is een voorbeeld van:
A
Immateriële gevolgen van criminaliteit
B
Materiele gevolgen van criminaliteit

Slide 6 - Quiz

welk onderzoek is betrouwbaarder
A
slachtofferenquête
B
daderenquête

Slide 7 - Quiz

wie of wat bepaalt wat de hoogte van een straf voor een misdrijf moet zijn?
A
de rechter
B
Officier van Justitie
C
de Tweede Kamer
D
wetboek van strafrecht

Slide 8 - Quiz

Wat is GEEN reden dat politiestatistieken niet volledig zijn:
A
sommige delicten worden niet ontdekt (moeilijk op te sporen)
B
Aangiftebereidheid, soms durven mensen niet.
C
Er wordt geen aandacht aan gegeven vanuit de media
D
Selectieve opsporing, agenten lopen niet overal evenveel.

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Vidéo

Er zijn verschillende factoren die de kans op het ontwikkelen van strafbaar gedrag vergroten, dit noemen we risicofactoren: 

  • Psychische problemen / aangeboren eigenschappen. 
  • Onveilige opvoeding 
  • Foute vrienden / groepsdruk
  • Alcohol en drugsgebruik
Risicofactoren

Slide 11 - Diapositive

Maar er zijn ook eigenschappen en omstandigheden die de kans op crimineel gedrag verkleinen! Beschermende factoren!

  • Werk en onderwijs 
  • Relaties 
  • Gezin / vrienden
  • Sociale vaardigheden (goed kunnen communiceren). 
Beschermende factoren

Slide 12 - Diapositive

Zelfstandig werken!

Slide 13 - Diapositive

CRIMINALITEIT


H3. Oorzaken van criminaliteit

Slide 14 - Diapositive

Waar hebben we het tijdens vorige les over gehad?
- risicofactoren, beschermende factoren, recidivisten

Waar gaan we het vandaag over hebben?
- Theorieën over criminaliteit: wie worden crimineel?

Zelfstandig werken!



Welkom!

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

  • Welk crimineel gedrag vertoonde Daniel?

  •  Welke twee risicofactoren herken je in het verhaal van Daniel?

  • Wat doet Daniel nu als zijn vrienden fout gedrag vertonen?

  • Hoe kreeg Indy te maken met risicofactoren die elkaar versterken?
Goed opgelet?

Slide 17 - Diapositive

Op internet gaat een bericht rond dat er drie bommen verstopt zijn in verschillende vliegtuigen op Schiphol.

Noem een materieel en een immaterieel gevolg van dit bericht.

Slide 18 - Question ouverte



Welke leeftijdsgroep pleegt de meeste veelvoorkomende criminaliteit?
A
14 tot 18 jaar
B
15 tot 21 jaar
C
16 tot 23 jaar
D
18 tot 30 jaar

Slide 19 - Quiz



Eva's "vriendin" licht mensen op via Marktplaats.
Eva vindt dit niet oke, dus ze maakt nieuwe vriendinnen op school.
A
Risicofactor
B
Beschermende factor

Slide 20 - Quiz



Jaimy wordt soms tijdens een ruzie zó boos. Laatst kon hij zich niet inhouden en heeft hij een klasgenoot in elkaar getrapt.
A
Risicofactor
B
Beschermende factor

Slide 21 - Quiz


Gregory's vader drinkt veel alcohol en mishandelt dan Gregory's moeder. Gregory chillt dus liever bij vrienden thuis. Soms moet hij voor hen een pakketje bij iemand afleveren, daar krijgt hij zo 20 euro voor.
A
Risicofactor
B
Beschermende factor

Slide 22 - Quiz

Wie meer risico lopen op strafbaar gedrag is bekend, maar waarom plegen mensen strafbare feiten? Er zijn zes verschillende theorieën over te vinden: 

  • Aangeleerd gedragstheorie
  • Anomietheorie
  • Bindingstheorie
  • Rationele-keuzetheorie
  • Etikettentheorie
  • Neutraliseringstheorie 

Theorieën over crimineel gedrag

Slide 23 - Diapositive

Crimineel gedrag wordt aangeleerd door mensen uit je omgeving. Je neemt de waarden en normen over van de mensen om je heen, dus als in je familie of je vriendengroep veel criminaliteit voorkomt, dan is het logisch dat jij hetzelfde gedrag gaat vertonen.
Aangeleerd gedragstheorie

Slide 24 - Diapositive

Anomie betekent dat je bepaalde levensdoelen niet kunt halen. Je wil bijvoorbeeld een dure auto, maar je kunt geen goedbetaalde baan vinden. Mensen doen dus criminele dingen als ze gefrustreerd zijn omdat ze weinig kansen hebben in het leven, bijvoorbeeld door armoede, discriminatie, of gebrek aan opleiding.
Anomietheorie

Slide 25 - Diapositive

Als mensen zich erg verbonden voelen met de mensen om hen heen, plegen ze minder snel strafbare feiten. Als je een goede binding hebt met je gezin, met school en met je vrienden, dan wil je deze mensen niet teleurstellen, dus vertoon je geen crimineel gedrag.
Bindingstheorie

Slide 26 - Diapositive

Als mensen een misdrijf willen plegen, overwegen ze eerst de voor- en nadelen van het misdrijf. Hoeveel geld levert het misdrijf ze op? En wat is de kans dat ze gepakt worden? Het plegen van het misdrijf is dus een bewuste, rationele keuze.
Rationele-keuze-theorie

Slide 27 - Diapositive

Als mensen een misdrijf gepleegd hebben of zich anders gedragen dan andere mensen, dan gaat de omgeving hen ook behandelen als crimineel. Ze drukken als het ware het etiket “crimineel” op de persoon. Die persoon voelt zich dan anders behandeld, en uit boosheid gaat hij zich ook crimineel gedragen. Deze theorie geldt vooral voor recidivisten.
Etikettentheorie

Slide 28 - Diapositive

Als jongeren in een vriendengroep strafbare feiten plegen, dan hebben ze vaak minder het gevoel dat het hun schuld is. Ze voelen niet de verantwoordelijkheid voor hun eigen gedrag en voor de schade die ze aanrichten. Jongeren plegen daardoor makkelijker misdrijven in groepen.


Neutraliseringstheorie

Slide 29 - Diapositive

Yusuf heeft een leuke vriendin en hij heeft fijne vrienden in de klas. Yusuf wil het graag goed doen op school zodat hij een baan kan vinden en kan samenwonen. Criminele dingen doen komt niet in zijn hoofd op.

Welke theorie over criminaliteit past hierbij?
A
Rationele-keuze theorie
B
Bindingstheorie
C
Anomietheorie
D
Neutraliseringstheorie

Slide 30 - Quiz

Het lukt Bart niet om een opleiding af te ronden. Zijn vrienden is het wel gelukt, zij hebben een baan en kopen een auto en een huis. Bart heeft geen geld hiervoor. Een kennis vraagt of hij voor veel geld een zak xtc wil verkopen. Hij gaat akkoord.

Welke theorie over criminaliteit past hierbij?
A
Anomietheorie
B
Etikettentheorie
C
Bindingstheorie
D
Aangeleerd gedragstheorie

Slide 31 - Quiz

Willem heeft in de gevangenis gezeten. Als hij terugkomt, merkt hij dat zijn buren hem niet vertrouwen. Zijn vrienden en familie willen hem niet meer zien. Hij heeft wel nog vrienden uit de gevangenis. Zij halen hem over tot een gewapende overval.

Welke theorie over criminaliteit past hierbij?
A
Bindingstheorie
B
Etikettentheorie
C
Rationele-keuze theorie
D
Aangeleerd gedragstheorie

Slide 32 - Quiz

Samija jat soms dure kleding uit de winkel. Maar in de meeste winkels hangen nu camera’s, en het personeel let steeds beter op. Ze besluit dat de kans te groot is dat ze wordt gepakt, en ze stopt.

Welke theorie over criminaliteit past hierbij?
A
Neutraliseringstheorie
B
Rationele-keuzetheorie
C
Aangeleerd gedragstheorie
D
Anomietheorie

Slide 33 - Quiz

Diégo hangt vaak met vrienden op straat. Ze trappen fietsen kapot, gooien stenen naar auto’s en bekladden de muren. Geinig, toch? Diégo heeft niet het idee dat het écht zijn schuld is dat ze dit doen, maar hij doet wel altijd mee.

Welke theorie over criminaliteit past hierbij?
A
Neutraliseringstheorie
B
Rationele-keuzetheorie
C
Aangeleerd gedragstheorie
D
Anomietheorie

Slide 34 - Quiz

Als de vader van Jan boos is, geeft hij de moeder van Jan wel eens een klap. Jan leert hierdoor niet hoe hij goed met woede kan omgaan. Als hij boos is, gaat hij slaan en vechten.

Welke theorie over criminaliteit past hierbij?
A
Anomietheorie
B
Rationele-keuzetheorie
C
Aangeleerd gedragstheorie
D
Bindingstheorie

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Vidéo

  • Hoe herken je de aangeleerd-gedragstheorie in de video?

  • Hoe herken je de bindingstheorie in de video?

  • Hoe herken je de anatomietheorie in de video?

  • Wat kan de gemeente doen om te voorkomen dat jongeren het criminele pad op gaan?
Goed opgelet?

Slide 37 - Diapositive

Zelfstandig werken!

Slide 38 - Diapositive