Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Wat is een ander woord voor importeren?
A
invoeren
B
verkopen
C
exporteren
D
uitvoeren
Slide 7 - Quiz
Waarom importeren wij auto's
A
Omdat ze in Duitsland en Japan betere auto's maken
B
Omdat ze in andere landen goedkoper gemaakt worden
C
Omdat wij ze zelf niet willen maken
D
Omdat Nederland niet de grondstoffen heeft om zelf een auto te maken
Slide 8 - Quiz
Bloemen kun je het best exporteren met
A
de boot
B
de trein
C
het vliegtuig
D
de vrachtauto
Slide 9 - Quiz
waarom importeren?
klimaat
goedkoper
grondstoffen
t-shirts
mobiele telefoon
spijkerbroek
Bananen
Cacao
rijst
Olie
ijzererts
Slide 10 - Question de remorquage
Waarom willen bollenkwekers hun tulpenbollen niet alleen in Nederland verkopen, maar ook aan buitenlandse afnemers
Slide 11 - Question ouverte
Afgelopen les
hadden we het over?
Slide 12 - Diapositive
Internationale handel
invoeren of importeren
en uitvoeren of exporteren
Waarom exporteren Nederlandse bedrijven?
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Heeft Noord-Korea een gesloten of open economie?
A
gesloten
B
open
Slide 17 - Quiz
Als de euro in waarde daalt is het voor ons .... om te importeren
A
Goedkoper
B
Duurder
C
Even duur
Slide 18 - Quiz
Veel handelen met het buitenland heet:
A
open economie
B
gesloten economie
C
internationale economie
D
nationale economie
Slide 19 - Quiz
waarom importeren we?
klimaat
goedkoper
grondstoffen
t-shirts
mobiele telefoon
spijkerbroek
Bananen
Cacao
rijst
Olie
ijzererts
Slide 20 - Question de remorquage
Is Nederland een open of gesloten economie
A
Open, maar alleen voor de Europese Unie (EU)
B
Gesloten, maar handelt wel met de Europese Unie (EU)
C
Open, Nederland drijft met bijna de hele wereld handel
D
Gesloten, Nederland maakt alles zelf.
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Een souvenir in London kost GBP 4,20. een pond is op dit moment € 1,20 waard. - Hoeveel is dat omgerekend in Euro's - Als het pond een week later € 1,25 waard is, is het souvenir dan duurder of goedkoper geworden voor jou?
Slide 26 - Question ouverte
Slide 27 - Diapositive
We hadden het gisteren over?
open en gesloten economie
vreemd geld of vreemde valuta
EU en Eurozone
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Diapositive
Slide 33 - Diapositive
Slide 34 - Diapositive
Slide 35 - Diapositive
Slide 36 - Diapositive
Slide 37 - Diapositive
vicieuze cirkel
1
4
2
3
Eenvoudige productiemethoden
Armoede
lage opbrengst
geen geld om te investeren
Slide 38 - Question de remorquage
vicieuze cirkel
1
4
2
3
geen geld voor school
niet kunnen lezen of schrijven
ongeschoold werk
Armoede
Slide 39 - Question de remorquage
Wie is rijker? Het nationaal inkomen van NL is € 800 miljard, met 17,6 miljoen inwoners. Het nationaal inkomen van België is € 560 miljoen met 12,1 miljoen inwoners. Bereken Nationaal inkomen per inwoner van beide landen.
Slide 40 - Question ouverte
Slide 41 - Diapositive
Slide 42 - Diapositive
Slide 43 - Diapositive
Slide 44 - Diapositive
Slide 45 - Diapositive
Een land dat geen handel wil drijven met andere landen heeft een