25/11/2022 Brugklas Grammatica - naamwoordelijk gezegde

Telefoon in het zakje.   Je jas trek je uit.
Neem plaats in jouw groepje.
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Telefoon in het zakje.   Je jas trek je uit.
Neem plaats in jouw groepje.

Slide 1 - Diapositive

LESPROGRAMMA

  • naamwoordelijk - en werkwoordelijk gezegde
  • Terugblik
  • opdracht maken
  • lezen/ boekverslag / huiswerk

Slide 2 - Diapositive

Terugblik
  •  Werkwoordelijk gezegde
  • zelfstandig werkwoord
  • hulpwerkwoord
  • Naamwoordelijk gezegde
  • koppelwerkwoord
  • naamwoordelijk deel
  • het onderwerp is iets

Slide 3 - Diapositive

LEERDOELEN
Ik weet wat het naamwoordelijk gezegde is in een zin
Ik weet het verschil tussen  werkwoordelijk - en naamwoordelijk gezegde

Slide 4 - Diapositive

werkwoordelijk gezegde <-> naamwoordelijk gezegde
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen. 

Zinnen waarin iemand iets doet = werkwoordelijk gezegde
Zinnen waarin iemand iets is = naamwoordelijk gezegde

Slide 5 - Diapositive

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Katrien is moe.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quiz

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Ze heeft hard gewerkt.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 7 - Quiz

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Later wordt Katrien slaapspecialist.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 8 - Quiz

WG                                 NG
- DOE-zin
- Actie/handeling
- het OW DOET iets
- alleen maar werkwoorden 
- er kan een LV in staan 
- ZIJN-zin
- een vorm van zijn (KWW)
- Het OW IS iets
- bestaat uit werkwoorden 
   én naamwoorden (ZN of BN
   --> eigenschap/kenmerk
         van het OW) 
- bevat nooit een LV

Slide 9 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
De leerling / is boos geworden. 
ow: de leerling
ng: is [boos] geworden

Het naamwoordelijk gezegde koppelt een eigenschap aan het onderwerp.
Die eigenschap is het naamwoordelijk deel van het gezegde. 

Slide 10 - Diapositive

Koppelwerkwoorden (1/2)
Koppelwerkwoorden:

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
(heten, dunken, voorkomen)

Als je deze uit je hoofd leert, kan het makkelijker worden om het naamwoordelijk gezegde te herkennen.

Slide 11 - Diapositive

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Die ijverige Hendrik bleek de beste van de klas te zijn.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde.

Slide 12 - Quiz

groepswerk

groep 1,2,3:  Maak een zin met een naamwoordelijk gezegde
groep 4,5: Maak een zin met een werkwoordelijk gezegde.

Slide 13 - Diapositive

groep 1

Slide 14 - Diapositive

groep 2

Slide 15 - Diapositive

groep 3

Slide 16 - Diapositive

groep 4

Slide 17 - Diapositive

groep 5

Slide 18 - Diapositive

Opdracht
maken:
  • blz. 65, opdracht 5  

Klaar?  
Huiswerk blz. 65, opdracht 6 en 7
                           of 
werk aan je boekverslag

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive