M2 week 22 les 2 ,herh delend lidwoord

Bonjour! 
* correction devoirs
*écouter (luisterfragment)
* on répète "delend lidwoord"

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Bonjour! 
* correction devoirs
*écouter (luisterfragment)
* on répète "delend lidwoord"

Slide 1 - Diapositive

Luisterfragment 

Bekijk het volgende filmpje;
wat wil dit duidelijk maken aan Franse kinderen?

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

De boodschap van het filmpje is;
A
ontbijten is belangrijk
B
ontbijten doe je vooral in het weekend

Slide 4 - Quiz

Wat wordt gezegd over croissantjes?
A
die zijn ongezond
B
die eet je alleen op maandag
C
die eet je elke dag
D
die eet je alleen op zondag

Slide 5 - Quiz

LA GRAMMAIRE
herhaling delend lidwoord

Slide 6 - Diapositive

Delend lidwoord (4) in het Frans?

Slide 7 - Carte mentale

De vormen van het delend lidw
du
de la
de l'
des
J'ai pris du jambon
J'ai pris de la salade
J'ai pris de l'eau
J'ai pris des carottes
Ik heb ham genomen
Ik hem sla genomen
Ik heb water genomen
Ik heb wortels genomen

Slide 8 - Diapositive

Wanneer gebruik je dan
DE/D' ?

Slide 9 - Question ouverte

Na de ontkenning of een hoeveelheidswoord
Na een ontkenning of een hoeveelheidswoord (beaucoup / un peu / quelques / deux kilos / un litre...) krijg je de of d'.

Je n'ai pas pris de jambon
J'ai pris beaucoup de salade
J'ai pris 3 litres d'eau
J'ai pris 1 kilo de carottes
Ik heb geenham genomen
Ik hem veel sla genomen
Ik heb 3 liter water genomen
Ik heb 1 kilo wortels genomen

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

DE L'
DES
DE
DES
Je mange ........... fruits.
Tu donnes ......... cadeaux.
Il achète 3 kilos ...... pommes
Il boit ...... eau

Slide 12 - Question de remorquage

Tu veux ..... coca?

A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 13 - Quiz

Sleep de delend lidwoorden naar de juiste zinnen.
Je mange ... croissants.
Elle boit ... eau minérale.
Ils achètent ... pain.
Elle n'a pas ... chips.
On a peu ... argent
du
d'
de
des
de l'

Slide 14 - Question de remorquage

Je ne bois pas ..... coca.

A
du
B
des
C
de la
D
de

Slide 15 - Quiz

Wat is de vertaling van 'veel'
A
beaucoup
B
souvent
C
plusieurs
D
parfois

Slide 16 - Quiz

Wat is de vertaling van 'een glas cola'
A
une glace de coca
B
une tasse de coca
C
un peu de coca
D
un verre de coca

Slide 17 - Quiz

Vertaal 'ik eet geen vlees'
A
Je ne mange pas du viande.
B
Je ne mange pas des viande.
C
Je ne mange pas de viande.
D
Je ne mange pas d' viande.

Slide 18 - Quiz