Delend lidwoord 3H

Salut et bienvenue! 
Bron D
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Salut et bienvenue! 
Bron D

Slide 1 - Diapositive

Het delend lidwoord

bestaat niet in het Nederlands!

Als er in het Nederlands geen lidwoord voor het zelfstandig naamwoord komt, dan krijg je in het Frans het delend lidwoord.

Bijvoorbeeld;

Ik eet chocola

Je mange du chocolat

Slide 2 - Diapositive

Wanneer?
Het delend lidwoord gebruik je in het Frans als er in het Nederlands geen lidwoord staat voor het zelfstandig naamwoord.

Hij koopt appels - geen lidwoord voor "appels" in de Nederlandse zin. In een Franse zin gebruik je dan wel een lidwoord of delend lidwoord; DES pommes

Slide 3 - Diapositive

Vormen van het delend lidwoord
du      = voor mannelijke woorden      = du coca
de la  = voor vrouwelijke woorden    = de la limonade
de l'    = bij klinker of h   = de l'eau
des     = meervoud= des pommes

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

ATTENTION!

Een delend lidwoord verandert in

de / d' in  2 gevallen, namelijk

1. Na een ontkenning: 

2. Na een woord dat de hoeveelheid aangeeft

Slide 6 - Diapositive

 EXEMPLES
Je bois de l'eau                                   Je ne bois pas d'eau
Elle mange de la viande                  Elle ne mange pas de viande

Je voudrais des tomates               Je voudrais deux kilos de  tomates.
Sophie achète du fromage          Sophie achète beaucoup de fromage                  
Ook woorden als: beaucoup (veel) peu (weinig) combien (hoeveel) zijn "hoeveelheidswoorden" !!!


Slide 7 - Diapositive

Na een hoeveelheidswoord -> DE of D'

Slide 8 - Diapositive

Résumé;
Geen hoeveelheid of ontkenning? + du,de la ,de l', des
Na hoeveelheid zoals un kilo, beaucoup, etc + DE 
Na ne ... pas + DE 


Slide 9 - Diapositive

Even oefenen...

Slide 10 - Diapositive

Het delend lidwoord kun je vertalen in het Nederlands
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Je mange ..... poisson (m).

A
de la
B
du
C
de l'
D
des

Slide 12 - Quiz

Elle boit ..... eau minérale
A
de
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 13 - Quiz

Il veut.... chewing- gum (m)
A
la
B
le
C
les
D
l'

Slide 14 - Quiz

Elle mange ..... salade (v).

A
de la
B
du
C
de l'
D
des

Slide 15 - Quiz


Je ne prends pas.......fromage.
A
de
B
du
C
de la
D
des

Slide 16 - Quiz

Je ne bois pas ..... coca.

A
du
B
des
C
de la
D
de

Slide 17 - Quiz

Je voudrais deux kilos ....... pommes.
A
des
B
de la
C
de
D
du

Slide 18 - Quiz


Léa achète beaucoup........pain .
A
de
B
des

Slide 19 - Quiz