* Iedereen kan wiskunde
* Spullen mee:
boek, schrift, pen, potlood, rekenmachine, passer, geodriehoek, koershoekmeter, gum, etc
* Huiswerk gemaakt en nagekeken
* Hoe kom je binnen?: (zonder telefoon, spullen op tafel en aan het werk met som op het bord)
* 3, 2, 1...