Dictionary, Mavo 4, medium

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Ik kan woorden opzoeken in 
een EN-NL woordenboek.

Slide 2 - Diapositive

How to use a dictionary.
  1. Decide whether you really NEED to look up the word. Maybe a guessing strategy is enough.
  2.  Look at the first letter, then the second, then the third, etc,  to look up the word. The dictionary is in alphabetical order. 
  3. Make use of guide words. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Put the letters in the correct alphabetical order
1
2
3
4
5
6
F
W
D
J
O
T

Slide 5 - Question de remorquage

Put the letters in the correct alphabetical order
1
2
3
4
5
6
consult
connect
consider
constrain
consumer
construct

Slide 6 - Question de remorquage

Put the words in the correct alphabetical order
1
2
3
4
5
6
treat
together
threat
thong
throat
tight

Slide 7 - Question de remorquage

Look up the meaning of these words using the DICTIONARY!
  • mischief
  • vacancy
  • affirmation
  • congenital
  • usually 
timer
5:00

Slide 8 - Diapositive

Achter een woord staat meestal een afkorting.

Wat betekent 'ww'?

Slide 9 - Question ouverte

Achter een woord staat meestal een afkorting.

Wat betekent 'zn'?

Slide 10 - Question ouverte

Achter een woord staat meestal een afkorting.

Wat betekent 'mv'?

Slide 11 - Question ouverte

Achter een woord staat meestal een afkorting.

Wat betekent 'bn'?

Slide 12 - Question ouverte

On the next three slides you'll be shown English sentences. 
The bold words in the sentence can't be found in the dictionary in the form it is in.  Why not? What is different?

Op de volgende drie slides zie je Engelse zinnen. Het dikgedrukte woord uit de zin staat niet in die hoedanigheid (die spelling) in het woordenboek. Waarom niet? Wat is er anders?

Slide 13 - Diapositive

Waarom staat het dikgedrukte woord niet met deze spelling in het woordenboek:
What were you taught?

Slide 14 - Question ouverte

What were you taught?
  • Het gaat hier om een werkwoord (VERB)
  • Werkwoorden staan enkel als stam in het woordenboek
  • Ga dus altijd terug naar de stam van het werkwoord als je het op wilt zoeken in het woordenboek!
  • In dit geval ''teach''

Slide 15 - Diapositive

Waarom staat het dikgedrukte woord niet met deze spelling in het woordenboek:
A thousand yellow cars.

Slide 16 - Question ouverte

A thousand yellow cars.
  • Het gaat hier om een meervoudsvorm (PLURAL)
  • Zelfstandig naamwoorden (NOUN) staan enkel als stam in het woordenboek. 
  • Ga dus altijd terug naar de stam van het werkwoord als je het op wilt zoeken in het woordenboek!
  • In dit geval ''car''

Slide 17 - Diapositive

Waarom staat het dikgedrukte woord niet met deze spelling in het woordenboek:
They are the friendliest people on earth.

Slide 18 - Question ouverte

They are the friendliest people on earth.
  • Het gaat hier om een overtreffende trap (SUPERLATIVE)
  • Vergrotende en overtreffende trappen staan enkel als stam in het woordenboek.
  • Ga dus altijd terug naar de stam van het bijvoeglijk naamwoord (ADJECTIVE) als je het op wilt zoeken in je woordenboek! (In dit geval ''friendly'') 

Slide 19 - Diapositive

Waar verwijzen deze woorden naar? 
Naar welk woord zoek je in het woordenboek?
  1. Let's call it a day.
  2. Feel under the weather.
  3. Pull someone's leg.

Slide 20 - Diapositive

Prepositions
De betekenis van een werkwoord kan veranderen als je er een ander voorzetsel bij zet.

Zie het werkwoord 'wait' en het verschil tussen 'wait on' en 'wait for'

Slide 21 - Diapositive

Hoe zit het met Engelse uitdrukkingen?
Naar welk woord zoek je in het woordenboek?
  1. are
  2. had
  3. grown
  4. gonna
  5. gotta
  6. esthetics
Exaple:

Did verwijst naar do

Slide 22 - Diapositive

Probeer zo weinig mogelijk het woordenboek te gebruiken. Gebruik eerst guessing strategies

Maar zorg dat je weet hoe het werkt zodat je hem snel kan gebruiken als het nodig is. 

Slide 23 - Diapositive

I understand how a dictionary works
and I can use it.
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Sondage