Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Woordenboek gebruik - How to use a dictionary?
How to use
a
dictionary
Bram Eekman
1 / 31
suivant
Slide 1:
Diapositive
Engels
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 4,5
Cette leçon contient
31 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
30 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
How to use
a
dictionary
Bram Eekman
Slide 1 - Diapositive
Are you familiar with using a dictionary?
Yes
a little
No
Slide 2 - Sondage
How often do you use a dictionary?
each day
>3 times p/week
2/3 times p/week
once a week
never
Slide 3 - Sondage
What do you already know about dictionaries?
Slide 4 - Carte mentale
In what order are words
listed in a dictionary?
A
in logical order
B
in alfabetical order
C
grouped by meaning
Slide 5 - Quiz
Put into alphabetical order:
1. gorgeous 2. gorilla 3. grand 4. great 5. group
A
2 - 1 - 3 - 5 - 4
B
3 - 2 - 1 - 4 - 5
C
1 - 2 - 3 - 4 - 5
D
1 - 3 - 2 - 5 - 4
Slide 6 - Quiz
1
2
3
4
5
6
7
8
9
abandon
abominable
afternoon
agency
airport
airship
ahead
astonishing
astronomy
Slide 7 - Question de remorquage
Anatomy of a dictionary
What do you see when you look at a word in a dictionary?
What sort of information?
Slide 8 - Diapositive
Words at the top
What is their function?
Slide 9 - Diapositive
Read the guide words
(
gids woorden
)
The two words at the top of the page tell you
what the first and
the last words are
on the page
Slide 10 - Diapositive
What do you see when you look at each word in a dictionary?
Slide 11 - Carte mentale
Have a close look at the
content
of this word
Slide 12 - Diapositive
What is explained between
/the slashes/
?
Slide 13 - Diapositive
What is explained
(in brackets)
?
Slide 14 - Diapositive
What do the
numbers
mean?
Slide 15 - Diapositive
What are the words
in italics
?
Slide 16 - Diapositive
Woordsoorten (1)
Noun = zelfstandig naamwoord (zn)
Pronoun = (persoonlijk) voornaamwoord (vnw)
Verb = werkwoord (inf)
Slide 17 - Diapositive
Woordsoorten (2)
Adjective = bijvoeglijk naamwoord (bn)
Article = lidwoord (lw)
Adverb = bijwoord (bw)
Slide 18 - Diapositive
Woordsoorten (3)
Preposition = voorzetsel
Conjunction = voegwoord
Interjection = tussenwerpsel, uitroep
Slide 19 - Diapositive
Now show that you know!
In the next slides you are going to identify the parts of speech
Slide 20 - Diapositive
They listen to music every day.
'Listen' is :
A
een werkwoord
B
een zelfstandig naamwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
tussenwerpsel; uitroep
Slide 21 - Quiz
She is an old lady.
'Old' is :
A
een bijwoord
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
een tussenwerpsel; uitroep
D
een voegwoord
Slide 22 - Quiz
He did well in the test.
'Well' is :
A
een bijvoeglijk naamwoord
B
een werkwoord
C
een bijwoord
D
een zelfstandig naamwoord
Slide 23 - Quiz
Can you find all words in alphabetical order in the dictionary?
A
yes
B
no
Slide 24 - Quiz
Niet alle woorden staan erin !
Alle woorden staan op alfabetische volgorde
Maar niet alle woorden:
>
extremely
>
loved
>
talking
>
went
Zoek altijd naar de
STAM
van het woord
Slide 25 - Diapositive
Stam van het woord
It was
extremely
cold outside.
> stam =
extreme
She
loved
her new phone.
> stam =
love
That is
unfair
.
> stam =
fair
They are
talking
too much.
> stam =
talk
We
went
home after class.
> stam =
go
Woord opzoeken bij de STAM en je vindt het woord !
Slide 26 - Diapositive
Wat is de stam van het woord: 'considered'
Slide 27 - Question ouverte
Wat is de stam van het woord:
'accurately'
Slide 28 - Question ouverte
Tips voor gebruik van een woordenboek
Bekijk eerst of je de betekenis kunt raden door de andere woorden.
Bekijk of het woord op een ander woord lijkt.
Zoek het
stam
van het woord:
slow
ipv
slowly
,
extend
ipv
extended.
Let op: er staan vaak meerdere betekenissen; kies de juiste.
Oefen met het woordenboek dat je op je examen gaat gebruiken.
Slide 29 - Diapositive
Guess the word
Het raden van een woord is ook een vaardigheid die je kunt ontwikkelen. Zo hoef je niet elke keer het woordenboek erbij te pakken.
Je kan de betekenis soms uit een zin halen, het woord kan op het Nederlands lijken of misschien herken je al een deel van het woord.
Slide 30 - Diapositive
Assignment
Van je docent krijg je een woordenboek opdracht. Deze ga je in tweetallen maken.
Slide 31 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Woordenboek gebruik - How to use a dictionary?
Avril 2023
- Leçon avec
32 diapositives
Engels
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 4,5
Woordenboek gebruik - How to use a dictionary?
Juin 2023
- Leçon avec
32 diapositives
Engels
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 4,5
Woordenboek gebruik - How to use a dictionary?
Novembre 2022
- Leçon avec
39 diapositives
Engels
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 4,5
Woordenboek gebruik - How to use a dictionary?
Juin 2023
- Leçon avec
28 diapositives
Engels
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 4,5
Woordenboek gebruik - How to use a dictionary?
Avril 2024
- Leçon avec
27 diapositives
Engels
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 4,5
Year 4 lesson 17
Novembre 2022
- Leçon avec
32 diapositives
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
3k1 + 3k2 How to use a dictionary
Avril 2023
- Leçon avec
24 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Dictionary
Octobre 2024
- Leçon avec
21 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 4