h5 KuBv avantgardistische stromingen, expressionisme en abstractie

Accenten Havo
 avantgardistische stromingen;
 expressie en abstractie;
 architectuur: functionalisme;
 ontwikkelingen in de kunsten in Rusland (bijvoorbeeld constructivisme);
 psychologisch realisme (Konstantin Stanislavski) en episch theater (Bertolt Brecht);
 vernieuwing van de academische dans (bijvoorbeeld Les Ballets Russes) en ontstaan moderne theaterdans (bijvoorbeeld Isadora Duncan, Martha Graham); dansrages; twist
 expressionisme en atonaliteit in de muziek;
 ontstaan nieuwe muzieksoorten: blues en jazz;
 ontwikkelingen en experimenten binnen film (bijvoorbeeld Sergei Eisenstein, Duits
expressionisme, Hollywoodgenres en animaties).
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Accenten Havo
 avantgardistische stromingen;
 expressie en abstractie;
 architectuur: functionalisme;
 ontwikkelingen in de kunsten in Rusland (bijvoorbeeld constructivisme);
 psychologisch realisme (Konstantin Stanislavski) en episch theater (Bertolt Brecht);
 vernieuwing van de academische dans (bijvoorbeeld Les Ballets Russes) en ontstaan moderne theaterdans (bijvoorbeeld Isadora Duncan, Martha Graham); dansrages; twist
 expressionisme en atonaliteit in de muziek;
 ontstaan nieuwe muzieksoorten: blues en jazz;
 ontwikkelingen en experimenten binnen film (bijvoorbeeld Sergei Eisenstein, Duits
expressionisme, Hollywoodgenres en animaties).

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

waarom zijn juist kunstenaars in het modernisme in de kunst van primitieve culturen geïnteresseerd?
A
Deze kunst konden ze makkelijk namaken
B
Deze kunst is nog puur/zuiver
C
Deze kunst vonden ze mooi
D
In deze kunst zat geen emotie

Slide 4 - Quiz

Uit welke stroming komt dit kunstwerk?
A
Futurisme
B
Kubisme
C
Surrealisme
D
Expressionisme

Slide 5 - Quiz

Uit welke stroming komt dit kunstwerk?
A
Futurisme
B
Dadaïsme
C
Surrealisme
D
Expressionisme

Slide 6 - Quiz

Welke vernieuwing heeft Diaghilev NIET als directeur van Les ballets Russes doorgevoerd?
A
Er mogen alleen nog maar vrouwelijke dansers mee dansen
B
Korte balletten (i.p.v. avondvullend) om de kosten te drukken
C
Publiciteit zoeken door bijvoorbeeld bewust een schandaal te creëren.
D
Hij bracht verschillende kunstenaars samen om aan één stuk te werken.

Slide 7 - Quiz

Wat is GEEN kenmerk van de jazz muziek
A
syncopische ritme
B
gebruik van blue note
C
korte solo’s door verschillende instrumenten
D
geen gebruik van blaasinstrumenten

Slide 8 - Quiz

Waarom kleeft er aan jazz (dans en/of muziek) een negatief karakter (meerdere antwoorden mogelijk)
A
De opzwepende muziek zou dierlijke driften in de mens losmaken.
B
Jazzmuziek was muziek van negers, die destijds beschouwd werden als tweederangsburgers.
C
Jazz ontstonden in de achterbuurten van grote steden en werd vooral gespeeld in bordelen en kroegen.
D
De manier waarop op jazz werd gedanst was veel te strak en hierdoor kon je niet goed samen dansen.

Slide 9 - Quiz

Wat is GEEN kenmerk van de Speelfilm?
A
er wordt gebruik gemaakt van meerdere locaties
B
er komen dialogen in voor
C
er zitten dansscènes in
D
er zit een verhaallijn in

Slide 10 - Quiz

Wat valt er NIET onder filmtechnische vormgeving?
A
Cameravoering
B
mise-en-scène
C
Geluidseffecten
D
Montage

Slide 11 - Quiz

Wat valt er NIET onder theatervormgeving?
A
decor
B
rekwisieten
C
tekst
D
muziek

Slide 12 - Quiz

Vraag 1
afbeelding 1
In München ontstond in 1911 een kunstenaarsgroep rond de Rus Wassily
Kandinsky (1866-1944). De groep organiseerde exposities en bracht in mei 1912
een almanak (jaarboek) uit met als titel Der Blaue Reiter. De door Kandinsky
vormgegeven omslag van dit boek is illustratief voor de nieuwe kunstopvatting
van deze groep kunstenaars.
2p 9 Noem twee aspecten van het omslagontwerp die vernieuwend waren.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Antwoord
twee van de volgende:
− De voorstelling is geabstraheerd/gedeformeerd weergegeven.
− De afbeelding (en de letters) ogen geïmproviseerd / als een schets of
voorstudie (en niet als een af/doorwerkt eindproduct).
− De afbeelding is geïnspireerd op (thema's uit) 'primitieve' kunsten
(volkskunst, middeleeuwse kunst).
− Er wordt teruggegrepen op een middeleeuwse techniek (het is een
ingekleurde houtsnede).
− Het beeld oogt plat / er wordt geen (lineair) perspectief toegepast.
per juist antwoord 1 

Slide 16 - Diapositive

Vraag 2
Voor de almanak werkten beeldend kunstenaars (zoals Franz Marc en Wassily
Kandinsky) samen met musici (onder wie Arnold Schönberg en Alban Berg). In
de almanak namen zij schilderijen en partituren van composities op. Ook
publiceerden zij essays waarin zij hun opvattingen over kunst uiteenzetten.
De kunstenaars van Der Blaue Reiter werkten samen vanuit diverse gedeelde
idealen.
2p 10 Benoem twee van deze idealen.

Slide 17 - Diapositive

Antwoord
twee van de volgende:
− Zij streefden naar het uitdrukken van een spirituele waarheid / eenheid. 
(of zij wilden uitdrukking geven van hun eigen onderbewuste)
− Zij geloofden dat hun kunst de maatschappij kon veranderen / in de
heilzame werking van hun kunst.
− Zij streefden naar een discipline-overstijgende kunst.
− Zij streefden naar een nieuwe kunst voor een nieuwe tijd / wilden
breken met de traditie.
− Zij streefden naar vergelijkbare ontwikkeling in en van de verschillende
kunstdisciplines.

Slide 18 - Diapositive

Vraag 3
In de almanak werden eveneens voorbeelden van niet-westerse kunst,
volkskunst en kunst van kinderen en amateurs opgenomen. De kunstenaars die deze almanak samenstelden waren bijzonder geïnteresseerd in al deze vormen van 'primitieve' kunst.
1p 11 Geef een verklaring voor deze interesse.

Slide 19 - Diapositive

Antwoord
Het antwoord dient de volgende strekking te hebben:
Deze kunstenaars waren op zoek naar oorspronkelijkheid / zuiverheid /
eenvoud / een spirituele eenheid / een innerlijke werkelijkheid (dit
meenden zij aan te treffen in 'primitieve' culturen en in deze 'primitieve'
kunst).

Slide 20 - Diapositive

Vraag 4
afbeelding 2
Op afbeelding 2 zie je het schilderij Improvisatie IV dat Kandinsky in 1914
maakte. Kandinsky zag de muziek als een leermeester voor de (schilder)kunst.
Kandinsky probeerde in zijn schilderkunst op directe wijze uitdrukking te geven aan emotie, zoals dat (volgens hem) ook in de muziek het geval is.
1p 12 Geef aan hoe deze opvatting tot uitdrukking komt in Improvisatie IV.

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Antwoord
 maximumscore 1
een van de volgende:
− Hij probeert in Improvisatie IV door middel van vorm en kleur direct zijn gevoel uit te drukken (in plaats van een representatie van de zichtbare werkelijkheid te geven).
− Door zijn schilderij aan te duiden met 'improvisatie' / met een aan de muziek ontleend begrip (improvisatie) geeft Kandinsky aan dat de muziek voor hem een voorbeeld is.
− Met deze titel (Improvisatie IV) geeft Kandinsky aan dat zijn werk, net als muziek, improviserend / spontaan / op een directe wijze uitdrukking geeft aan emotie. 

Slide 23 - Diapositive

vraag 5
Een van de in de almanak opgenomen muzikale composities was Herzgewächse (Gebladerte van het hart) van Arnold Schönberg, een werk voor sopraan en drie instrumenten. Net als Kandinsky's omslagontwerp was deze muzikale compositie vernieuwend.

1p  Geef aan waarom deze muzikale compositie vernieuwend was.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

antwoord
maximumscore 1
Deze compositie was vernieuwend omdat (een van de volgende):
− de traditionele harmonieleer werd losgelaten en/of er gebruik werd
gemaakt van atonaliteit en/of van dissonanten en/of de melodie geen
logisch verloop kent / de melodie veel grote sprongen kent (van hoog
naar laag en omgekeerd).
− er sprake is van een bijzondere combinatie van instrumenten.

Slide 26 - Diapositive

Vraag 6
Schönberg ontwikkelde rond 1920 de 12-toonstechniek. Hij vatte deze techniek
in een 12-toons draaischijf en een 12-toons liniaal. 
Deze instrumenten dienden als (hulp)middel bij het componeren.
Zelf zegt Schönberg over het principe van de 12-toonstechniek: "Door dit
systeem kan ik gewoon onbekommerd en fantastisch componeren, zoals men
dat alleen in zijn jeugd kan, …." Het is opvallend dat Schönberg aangeeft door
een 'strikt' systeem juist vrijheid te ervaren.

1p Geef aan in welk opzicht dit systeem Schönberg hielp om onbekommerd (vrij) te
kunnen werken.

Slide 27 - Diapositive

antwoord
maximumscore 1
Door het werken met dit systeem (een van de volgende):
− kon Schönberg muziek schrijven zonder rekening te houden met de op
harmonie gebaseerde muzikale traditie / muzikale 'wetten van
harmonie' (die buiten zijn systeem bestaan).
− werd vanwege de 'vastgelegde' structuur het experimenteren
vrijer/eenvoudiger. 

Slide 28 - Diapositive

Vraag 7
In het volgende fragment hoor je Arnold Schönbergs Opus 26 uit 1924. 
De toepassing van
de 12-toonstechniek heeft gevolgen voor de relatie tussen de partijen.

1p Beschrijf aan de hand van het fragment de relatie tussen de partijen.

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo

antwoord
maximumscore 1
De partijen (MELODIE) zijn gelijkwaardig / onafhankelijk / zelfstandig (wat betreftmelodie) en/of er is geen sprake van een hiërarchie tussen de partijen.

Slide 31 - Diapositive

geluidsfragment 2
Schönberg vroeg zich af of de musici Opus 26 wel konden uitvoeren en vroeg zich af of het publiek zijn stuk wel kon waarderen.


2p Geef zowel een verklaring voor Schönbergs twijfel over de uitvoering door de musici als een verklaring voor zijn twijfel over de waardering van het publiek.

Slide 32 - Diapositive

antwoord
maximumscore 2
Voor musici twijfelde Schönberg aan de haalbaarheid van de uitvoering, omdat :
− ze niet geoefend waren in het (samen) uitvoeren van dergelijke stukken.
− ze weinig houvast hadden aan de andere partijen.
− extra (nieuwe) technische vaardigheden werden verlangd (het spelen van grote intervallen, sprongen en toonafstanden).
• Voor het publiek (een van de volgende): 1
− week deze muziek teveel af van de traditionele harmonie(leer) waarop het ingesteld was.
− werd deze muziek te theoretisch.
− vroeg het beluisteren veel voorkennis om ervan te kunnen genieten. 

Slide 33 - Diapositive

Wat zijn ook alweer de 
Muzikale middelen:
Toonhoogte
Toonduur (maat/ritme) (veel korte of lange tonen)
Tempo (puls)
Dynamiek
Klankkleur
met deze vormgevingsmiddelen creëren componisten muziekstukken, composities.

Slide 34 - Diapositive

Wat weet je nog over het Expressionisme in de beeldende kunst?

Slide 35 - Question ouverte

Wat weet je nog over het Expressionisme in de dans?

Slide 36 - Question ouverte

Expressionisme in de muziek
In navolging van de beeldende kunst en de literatuur wordt deze term ook toegepast op de nieuwe stijl in de muziek van het begin 20ste eeuw. De expressionistische kunstenaar probeert op de eerste plaats uitdrukking te geven aan zijn eigen gevoelswereld, vandaar ook dat de muziek van deze componisten vaak zeer verschillend is.


Expressionistische muziek is muziek van uitersten, contrasten en vaak aan het waanzinnige grenzende hartstocht. Extreme gemoedstoestanden als hysterie en krankzinnigheid en ervaringen als nachtmerries werden in een zeer complexe muziek tot uitdrukking gebracht. Expressionistische muziek geeft uitdrukking aan strijd, geweld, conflict, frustratie en innerlijke verscheurdheid.

Slide 37 - Diapositive

Kenmerken:
  • Alle soorten gevoelens zijn belangrijk, de klankkleur  is belangrijker dan de melodie.
  • Slagwerk en blaasinstrumenten worden belangrijker en er ontstaan allerlei nieuwe vormen van instrumenteren: geen stereotype ensembles meer, maar allerlei 'vreemde' combinaties van instrumenten.
  • Sprechgesang is een nieuwe vocale techniek: ritme en toonhoogte worden wel genoteerd, maar de toonhoogte moet toch 'pratend' geïntoneerd worden. 
  •  In het ritme spelen maatwisselingen, syncopen, onregelmatige maatsoorten, polyritmiek en polymetriek een belangrijke rol. (Wat je hiervan moet onthouden is dat er vaak niet een vast ritme is, en dat er dus veel met het ritme geëxperimenteerd wordt.)
  •  Het tonale systeem wordt steeds verder losgelaten. (meer hierover volgt later).

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Vidéo

Primitivisme
De nadruk van het Expressionisme ligt op het uiten van hevige emoties en de innerlijke visie van de kunstenaar. Deze wijze van uiten vind je ook terug bij oorspronkelijke muziek uit bijvoorbeeld Afrika en de oorspronkelijke bewoners van Amerika. De hoofdeigenschap van hun muziek is een bezielend steeds terugkerend thema, gezongen en bekrachtigd door slaginstrumenten en geuit in een steeds sneller en krachtiger ritme. Deze muziek beweegt zich tussen vreugde en vrees, levensdrang en doodsangst. Ze gebruiken het o.a. bij riten die verbonden zijn met de lente.

Slide 40 - Diapositive

Atonaliteit & dodecafonie
  • Tonaliteit
  • Veranderingen eind 19e eeuw
  • Schonberg en de atonaliteit 
  • Dodecafonie
  • Seriële muziek (na WOII)
De muziek die Arnold Schönberg vanaf 1909 schreef is atonaal, ofte wel niet-tonaal. Tonaal wil zeggen dat melodieën en akkoorden hoofdzakelijk uit zeven (van de twaalf) verschillende tonen zijn samengesteld (de zeven tonen van de toonladder). Dat is geen bewuste keuze, maar het menselijk gehoor is het zo gewend. Bijna alle muziek, van de 17e eeuw tot en met de moderne popmuziek, is tonaal.
In tonale muziek zijn niet alle tonen gelijkwaardig. De 'do' (de eerste van de toonladder) is een rustpunt. Elke melodie is geneigd te eindigen op de noot do, anders klinkt hij niet 'af', blijft hij in de lucht hangen. 
Het verschijnsel dat alle noten hun eigen, herkenbare plaats hebben ten opzichte van de do heet tonaliteit. Muziek waarvan de melodie en de akkoorden regelmatig terugkeren op de centrale toon do, klinkt logisch en geordend.
In de laat-19e-eeuwse muziek kwamen echter steeds vaker fragmenten voor met heftige gevoelsuitingen. Om een onrustige, overstelpende sfeer neer te zetten, schreven componisten als Wagner en Mahler melodieën met grote, onlogische sprongen, begeleid door verrassende akkoorden die de luisteraar voortdurend in spanning hielden. Zij gebruikten daarbij voortdurend tonen die buiten de gewone toonladder lagen (chromatiek). In zulke heftige gedeeltes leek het alsof iedere nieuwe toon of akkoord de toehoorder opnieuw door de ziel snijdt. Toch waren deze fragmenten uitzonderingen binnen de gewone, tonale gedeeltes.
Ook Schönberg schreef zijn vroege composities  voor enorme orkesten in deze geladen compositiestijl. Maar rond 1909 besefte hij dat hij de grens van de traditionele muziek had bereikt. Muziek met een afgepast, regelmatig ritme en logische muzikale zinnen was uiteindelijk te beperkt om twijfel, verdriet of woede uit te drukken. Als expressionist wilde Schönberg muziek schrijven die psychologische spanningen en conflicten direct op de toehoorders zou overbrengen. Hij begon te schrijven in korte, grillige zinnetjes, onsamenhangende 'flarden', vol dissonante samenklanken. Het leek alsof hij rechtstreeks vanuit zijn gevoel muzikale grove, felgekleurde schetsen maakte, zoals de schilders van Die Brücke. De tekst was het enige wat een rode draad vormde door de stukken (Erwartung en Pierrot Lunaire, beide voor spreekstem met een klein ensemble).
Arnold Schönberg en zijn tijdgenoten wilden afrekenen met de aloude westerse compositieregels: de tonaliteit paste volgens hen niet bij de tijdgeest. Ze componeerden daarom 'atonale muziek', waarin de systemen van tonale muziek, zoals harmonieleer, bewust werden vermeden.
Deze 'vrije atonaliteit' miste een systeem (zoals de regels en functies van de tonaliteit); atonale muziek had daardoor geen eenheid. Schönberg vond dat het ontwikkelen van een atonaal systeem noodzakelijk was om volledig te kunnen breken met de tonale muziek. Hij deed dat door alle twaalf tonen van de chromatische toonladder dezelfde waarde toe te kennen. Schönberg noemde zijn methode 'componeren met twaalf alleen op elkaar betrokken tonen': de tonen verhielden zich niet meer tot een allesbepalende grondtoon
In 1921 noemde Schönberg de dodecafonie een ontdekking die de 'superioriteit van de Duitse muziek' de komende honderd jaar zou waarborgen. Over die superioriteit valt te twisten, maar de dodecafonie werd na de Tweede Wereldoorlog het grote voorbeeld van serialisten, die de techniek niet alleen op toonhoogte toepasten, maar ook op bijvoorbeeld toonduur, klankkleur en dynamiek.

Slide 41 - Diapositive

Dodecafonie
(of twaalftoonstechniek)
Dodecafonie  is een compositietechniek waarin van alle twaalf verschillende tonen uit de westerse muziektraditie één basisreeks wordt gemaakt. Die reeks dient vervolgens als uitgangspunt voor de compositie.  

Aan de basis van elk dodecafonisch stuk staat een reeks van twaalf verschillende tonen, heel toepasselijk de twaalftoonreeks genoemd. Dit is de ‘primaire’ reeks. Er kunnen ook variaties hierop worden gebruikt: kreeft (retrograde), omkering (inversie), en de omkering van de kreeft (retrograde inversie). 

Dit systeem berust op de absolute gelijkheid van elk van de 12 tonen binnen het octaaf en daarom is deze muziek ook atonaal.

Bij kreeftgang wordt de reeks van achter naar voor gespeeld. Bij omkering worden de intervallen tussen de noten van de reeks verticaal gespiegeld: een kwint omhoog wordt bijvoorbeeld een kwint omlaag. Retrograde inversie is een combinatie van beide technieken. Je kunt al deze variaties ook transponeren (op een andere toonhoogte plaatsen). 

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Vidéo

Emancipatie van de dissonant
Een muzikale samenklank heet dissonant als zij niet welluidend is, de samenklank wringt. Een welluidende samenklank heet consonant. Vaak wordt dissonant door minder geoefende luisteraars verward met vals.

Een dissonant diende van oudsher om een moment van onrust en beweging op te roepen, een kortstondige spanning die even later in een welluidend akkoord oploste. Schönberg hief dat tijdelijke karakter op, met als resultaat een voortdurend veranderende, naar evenwicht zoekende muzikale beweging. Een nieuw geluid, dat helemaal paste bij het experiment-gerichte culturele leven in Wenen rond de eeuwwisseling.

Dissonanten hebben dus niet langer een ondergeschikte positie in de muziek. Maar zijn bij Schonberg juist erg belangrijk.

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Vidéo

Introductie op vraag
De componist Arnold Schönberg is een belangrijke vertegenwoordiger van het expressionisme. De gedichtencyclus Pierrot Lunaire van Albert Giraud zet hij op verzoek van de sopraan Albertine Zehme op muziek. 

Bekijk de video: Enthauptung uit Pierrot Lunaire 
van Arnold Schönberg. 
>>>

Slide 46 - Diapositive

Slide 47 - Vidéo


Noem voor zowel tekst als muziek een kenmerk van expressionisme dat terug te vinden is in het videofragment.

Slide 48 - Question ouverte

In dit fragment wordt gebruik gemaakt van 'Sprechgesang', een veelgebruikte zangvorm in expressionistische muziek. Deze zangvorm lijkt wel op spreken, waardoor komt dat?

Slide 49 - Question ouverte

Er moet zeer vaak gerepeteerd worden voor dit stuk, tot 200x zelfs. Ook dat garandeert niet dat er geen fouten in de uitvoering zitten. Ook voor de zangeres is het een moeilijk stuk.

Geef twee redenen waarom het ook voor de zangeres een moeilijk stuk is.

Slide 50 - Question ouverte

Moderne muziek
1900-1950
Muziek
vóór 1900
Tonale muziek
veel dissonanten
atonaliteit
duidelijke harmonie en melodie
1
2
3
4

Slide 51 - Question de remorquage