Nieuwsbegrip_week38_alleswordtduurder_dssv

• NT2
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Les 5_Alles wordt duurder

 - leesniveau B - VO DSSV

f

We lezen gezamenlijk de tekst! 

Opdracht 1,2  maak je zelf, opdracht 3 doen we samen, 

Let op ! De les is te vinden in de classroom onder Nieuwsbegrip. 

static.nieuwsbegrip.nl

We maken gezamenlijk de meerkeuze vragen

Daarna zelf opdracht 1 + 2 zelf maken in het word document !

1. In regel 13 staat: Brood en margarine zijn daardoor bijvoorbeeld duurder geworden. Waardoor zijn brood en margarine duurder geworden?

1. Brood en margarine zijn minder beschikbaar. Daardoor zijn deze producten duurder geworden
2. Gas en olie zijn grondstoffen van brood en margarine. Die grondstoffen zijn schaarser en daardoor duurder geworden.
3. Graan en zonnebloemolie groeien in Oekraïne. Ze zijn duur om te vervoeren.
4. Graan en zonnebloemolie zijn grondstoffen van brood en margarine. Die grondstoffen zijn schaarser en daardoor duurder geworden.

2. In regel 25 staat: Soms is dat noodgedwongen. Wat betekent noodgedwongen?

1. Omdat het erg makkelijk is
2. Omdat het niet anders kan
3. Omdat het vaak zo gaat
4. Omdat het van iemand moet

3. In regel 32-33 staat dat je moet proberen om 7 procent minder uit te geven dan normaal. Wat heeft kritisch kijken naar je abonnementen daarmee te maken?

1. Dat is een voorbeeld van iets waarop je kunt bezuinigen.
2. Dat is de reden dat je minder moet uitgeven.
3. Dat is het gevolg van minder geld uitgeven.
4. Dat is een tegenstelling met iets waarop je kunt bezuinigen.

4. Wat kun je afleiden uit het laatste stukje? Kies het beste antwoord.

1. Alle ouders bezuinigen op sport- en muziekclubs voor hun kinderen vanwege de inflatie.
2. Bij twee tot drie kinderen per klas zijn er financiële problemen door de inflatie.
3. Het Jeugdfonds Sport & Cultuur kan voor alle kinderen contributie betalen.
4. Twee tot drie kinderen per klas willen graag voetballen of gitaarspelen.

5. Je hebt de hele tekst gelezen. Welke zin past het best na de inleiding?

1. Bezuinigen is geen oplossing.
2. De beste oplossing is om te bezuinigen.
3. De oplossing wordt op Prinsjesdag bekend.
4. Het is voor iedereen lastig om te bezuinigen.

We doen gezamenlijk woordenschat

1. Wat betekent: ontgaan

1. niet gaan
2. niet opmerken
3. misgaan
4. vergaan

2. Wat betekent: de consument

1. iemand die iets leent
2. een lid van een club
3. iemand die iets koopt of gebruikt

3. Wat betekent: afhankelijk zijn van

1. niet zonder kunnen
2. wel zonder kunnen
3. ergens aan hangen
4. ergens vanaf zijn

4. Wat betekent: financieel

1. wat met huizen te maken heeft
2. wat met geld te maken heeft
3. wat met lenen te maken heeft
4. wat met gezondheid te maken heeft

Dat was het Nieuwsbegrip van deze week.

• Samen hebben we de tekst gelezen en opdracht 3; de meerkeuze vragen gemaakt 
• In de classroom kun je Nieuwsbegrip vinden en kun je opdracht 1 + 2 zelf maken (word document + tekst)