3,3 - oefen Qop=Qaf

3.3 Warmte 
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

3.3 Warmte 

Slide 1 - Diapositive

Wat is de eenheid voor warmte?
A
Watt
B
Joule
C
seconde
D
gram

Slide 2 - Quiz

Nu gaat hij de soortelijke warmte er in zetten. Wat was het symbool van soortelijke warmte ook weer?
A
Q
B
lambda
C
c
D
T

Slide 3 - Quiz

Wat is het symbool voor de warmte?
A
P
B
E
C
Q
D
t

Slide 4 - Quiz

Warmte verplaatst zich altijd van...
A
een plek met hoge naar een plek met lage temperatuur
B
verplaatst zich niet
C
een plek met lage naar een plek met hoge temperatuur
D
maakt niet uit

Slide 5 - Quiz

Soortelijke warmte is...
A
de hoeveelheid energie die nodig is om 1 gram stof 1 °F te laten stijgen in temperatuur
B
de hoeveelheid energie die nodig is om 1 kilogram stof 1 °C te laten stijgen in temperatuur
C
de temperatuur die nodig is om 1 gram stof 1 °C te laten stijgen in energie
D
de hoeveelheid energie die nodig is om 1 gram stof 1 °C te laten stijgen in temperatuur

Slide 6 - Quiz

Wat is de eenheid van soortelijke warmte?
A
Joule (J)
B
Joule per gram (J/g)
C
Joule per graad Celsius (J/°C)
D
Joule per kg x graden Celsius (J/kg x °C)

Slide 7 - Quiz

Als de soortelijke warmte groot is, dan
A
duurt het opwarmen lang en het afkoelen kort
B
duurt het opwarmen kort en het afkoelen kort
C
duurt het opwarmen kort en het afkoelen lang
D
duurt het opwarmen lang en het afkoelen lang

Slide 8 - Quiz

Hoe gaat de warmte als je een ijsklontje in je hand hebt
A
van het ijsklontje naar je hand
B
van je hand naar het ijsklontje

Slide 9 - Quiz

Vraag 1
Aan 32 g water van 20 °C voert men 4950 J warmte toe.
Bereken de eindtemperatuur van het water.

Slide 10 - Diapositive

Vraag 2
Hoeveel ijzer van 80 °C heb je nodig om 1,0 kg water van 20,0  °C op te warmen tot 21,0  °C

Slide 11 - Diapositive

Vraag 3 
In de tuin staat een jacuzzi. De jacuzzi heeft de hele nacht buiten gestaan waardoor het koud is geworden . Er zit 900 liter water in van 22 °C. Kim voegt warm water van 60 °C toe zodat de temperatuur uiteindelijk 35 °C wordt. Hoeveel liter warm water is toegevoegd?

Slide 12 - Diapositive

Nu zelf oefenen
Saskia gooit melk in haar koffie. De koffie (0,5 kg) heeft een temperatuur van 50 °C en een soortelijke warmte van 4200 J/kg x °C. De melk heeft een temperatuur van 8 °C en een soortelijke warmte van 3900 J/kg x °C. De eindtemperatuur van koffie met melk is 47 °C .  Hoeveel melk is toegevoegd aan de koffie?

Slide 13 - Diapositive

Zelf aan de slag
Wat? Maak opdracht: 26, 27, 28 en 30
Hoe ? Individueel! Zachtjes overleggen is toegestaan
Hoe lang? Ongeveer 15/20 minuten
Klaar? Kijk of je alles hebt begrepen en oefen extra waar nodig.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive