Theorie 8.1

• Welzijn
• MBO
• Studiejaar 2

Onderwijsassistent 8.1

Rekenproblemen en rekenstoornissen

Wat is het verschil tussen een rekenprobleem en een rekenstoornis?

1. Een rekenprobleem gaat over automatiseren.
2. Een rekenstoornis is niet op te lossen door veel oefenen.
3. Een rekenstoornis is aangeboren.
4. Een rekenprobleem komt alleen bij oudere kinderen voor.

Wie kan een rekenstoornis vaststellen?

1. Leraar
2. Onderwijsassistent
3. GZ-psycholoog of orthopedagoog
4. Leerling

Hoeveel procent van de leerlingen heeft gemiddeld genomen dyscalculie?

1. 1% tot 2 %
2. 3% tot 4%
3. 5% tot 6%
4. 9% tot 10%

Vaststellen dyscalculie

Bij het stellen van de diagnose dyscalculie wordt de DSM-5 gebruikt. Er zijn drie criteria.

1. Aanzienlijk verschil tussen het rekenniveau van het kind en het niveau wat verwacht mag worden. 

2. De problemen met betrekking tot het rekenniveau spelen een belangrijke rol in de schoolresultaten en de dagelijkse bezigheden waarbij rekenvaardigheden worden gebruikt.

3. Wanneer er sprake is van een zintuigelijke beperking, zijn de rekenproblemen sterker aanwezig dan verwacht.

Waarom denk je aan dyscalculie?

Job (9) gaat met plezier naar school. Hij kan goed meekomen, behalve bij rekenen. Het kost hem veel moeite om de getallen uit elkaar te halen. Op dit moment leren ze tafels. Job oefent veel, thuis en op school. Hij kende de tafel van 5. Nu er andere tafels bij zijn gekomen, lukt ook de tafel van 5 niet meer. Job doet zijn best, maar het lukt hem niet ze te onthouden.

Subtypes dyscalculie

1. Visueel of ruimtelijk subtype:

10 - 20 - 30  (plaatsen van getallen in de getallenrij

23 899 (grote getallen schrijven)

123

55+ (onder elkaar schrijven van getallen)

Subtypes dyscalculie

2. Procedureel subtype

Kinderen gebruiken rekenaanpak onder hun niveau. Gebruiken de rekenregels niet goed en ook de tussenstappen.

23 + 7 = 93 (groepeerfouten)

10 x 4 = 14 of 9 : 2 = 11 (foute bewerkingen)

17 + 32 = 19 (onvolledige procedures)

79 - 5 = 84 (omkeringen; verkeerde kant op de getallenlijn)

Subtypes dyscalculie

3. Verbaalgeheugen subtype (MEEST VOORKOMENDE VORM)

Heet ook wel semantisch geheugen subtype:

- kind rekent langzaam

- komt niet tot automatiseren van eenvoudige sommen

- moeilijk basisregels en formules onthouden

Bij welk subtype past deze fout?
14 + 6 = 74

1. Visueel of ruimtelijk subtype
2. Procedureel subtype
3. Verbaalgeheugen subtype

Bij welk subtype past deze fout?
Maak de getallenlijn af:
506 - 507 - 508 - 509 - 591

1. Visueel of ruimtelijk subtype
2. Procedureel subtype
3. Verbaalgeheugen subtype

Bij welk subtype past deze fout?
40 x 5 = 45

1. Visueel of ruimtelijk subtype
2. Procedureel subtype
3. Verbaalgeheugen subtype

Bij welk subtype past deze fout?
Hoe bereken je de omtrek?
lengte x breedte

1. Visueel of ruimtelijk subtype
2. Procedureel subtype
3. Verbaalgeheugen subtype

Ga verder aan je take-home tentamen