Test Test Unit 1

Tips
  • Lees eerst de toets helemaal door.
  • Lees goed wat je moet doen.
  • Begin bij de oefeningen die makkelijk voor je zijn.
  • Denk na voordat je het antwoord opschrijft.
  • Schrijf altijd iets op.
       

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Tips
  • Lees eerst de toets helemaal door.
  • Lees goed wat je moet doen.
  • Begin bij de oefeningen die makkelijk voor je zijn.
  • Denk na voordat je het antwoord opschrijft.
  • Schrijf altijd iets op.
       

Slide 1 - Diapositive

Instructies
  • Kijk goed naar de juiste antwoorden
  • Luister naar de uitleg
  • Maak eventueel aantekeningen
  • Verbeter de fouten
  • Highlight de oefeningen met 3 of meer fouten
  • Bewaar de proeftoets en de antwoorden goed
  • Besteed bij het leren extra aandacht aan de gehighlighte onderdelen
  • Neem de proeftoets nog een aantal keer door bij het leren

Slide 2 - Diapositive

notebook                   pen
(answers)                   and                     Test test  
                               highlighter

Slide 3 - Diapositive

A words (15 punten)
1 punt per goed antwoord, 0,5 punt bij spelfouten

  • 1. about
  • 2. furniture

Slide 4 - Diapositive

A words (15 punten)
1 punt per goed antwoord, 0,5 punt bij spelfouten

  • 3. upstairs
  • 4. science
  • 5. only
  • 6. straight

Slide 5 - Diapositive

A words (15 punten)
1 punt per goed antwoord, 0,5 punt bij spelfouten

  • 7. rich (geen persoon)
  • 8. sportsfield (heeft niets met een gebouw te maken)

Slide 6 - Diapositive

A words (15 punten)
1 punt per goed antwoord, 0,5 punt bij spelfouten

  • 9. skating
  • 10. library
  • 11. languages
  • 12. upstairs

Slide 7 - Diapositive

A words (15 punten)
1 punt per goed antwoord, 0,5 punt bij spelfouten

Examples:
  • 13. Mister Bremmer is our geography teacher.
  • 14. She knows all the answers, she is very clever.
  • 15. Horses are my favourite animals. I love horse                  riding.

Slide 8 - Diapositive

B Grammar  (8 punten)
1 punt per goed antwoord

  • 1. het
  • 2. zij

Slide 9 - Diapositive

B Grammar (8 punten)
1 punt per goed antwoord

  • 3. you
  • 4. I (hoofdletter, i = 0,5 punt)
  • 5. you
  • 6. he
  • 7. you

Slide 10 - Diapositive

B Grammar (8 punten)
1 punt per goed antwoord

  • 8. jij/u en jullie

Slide 11 - Diapositive

C Grammar (10 punten)
1 punt per goed antwoord

  • 1. are/'re
  • 2. is/'s
  • 3. is
  • 4. are
  • 5. am

Slide 12 - Diapositive

C Grammar (10 punten)
1 punt per goed antwoord

  • 6. they are
  • 7. she is not/she isn't
  • 8. you are not/you're not
  • 9. they are

Slide 13 - Diapositive

C Grammar (10 punten)
1 punt per goed antwoord

Example:
  • 10. Mike is good at football is juist omdat Mike een he          is en daar hoort is bij.

Slide 14 - Diapositive

D Grammar (10 punten)
1 punt per goed antwoord, 0,5 punt bij spelfouten
  1. nine
  2. twelve
  3. fourteen
  4. twenty-two (let op het streepje)
  5. thirty-six (let op het streepje)
  6. forty
  7. a/one hundred and seventy-two(let op het streepje)
  8. two hundred and nineteen
  9. six hundred and eight-nine (let op het streepje)
  10. nine hundred and twenty-four (let op het streepje)

Slide 15 - Diapositive

E Grammar (10 punten)
1 punt per goed antwoord

  • 1. heeft
  • 2. hebben niet

Slide 16 - Diapositive

E Grammar (10 punten)
1 punt per goed antwoord

  • 3. has got/'s got
  • 4. have got
  • 5. has not got/hasn't got
  • 6. have not got/haven't got
  • 7. have got/'ve got
  • 8. has got/'s got
  • 9. have got/'ve got
  • 10. has got/'s got

Slide 17 - Diapositive

F Grammar (8 punten)
  • 1. I (i = 0,5 punt)
  • 2. am/'m
  • 3. are
  • 4. you
  • 5. have ... got
  • 6. they
  • 7. are/'re
  • 8. They

Slide 18 - Diapositive

G Alphabet (6 punten)
0,5 punt per goede letter

  • 1. I / Y
  • 2. Q / U / W
  • 3. R

Slide 19 - Diapositive

H Phrases (10 punten)
1 punt per goed antwoord, 0,5 punt bij spelfouten/leestekens

  • 1. Hi.
  • 2. Example: Mike has got green hair and blue eyes.
  • 3. Where do you live?
  • 4. I do horse riding.
  • 5. What are your hobbies? / What hobbies do you have?
  • 6.1. Example: I have got short blond hair.
  • 6.2. Example: I live in a town called Zoetermeer.

Slide 20 - Diapositive

Normering
Totaal = 72 punten
43 punten = 5,5

Slide 21 - Diapositive

Hoeveel punten heb je gehaald?
072

Slide 22 - Sondage

Wat heb je gehaald?
Voldoende
Onvoldoende

Slide 23 - Sondage

Klaar?


Maak extra oefeningen van de onderdelen die (nog) lastig voor je zijn.
Je kunt ook de uitlegvideo's nog een keer bekijken.

Slide 24 - Diapositive